Hoi, leren hiermee en de video van 2022-III heeft voor mij als een trein gewerkt. Ik ga morgen met vertrouwen het eindexamen in. Ontzettend bedankt voor de moeite die je in de video's en de 30 dagen challenge steekt. Het beste.
Beste Wouter, ik heb morgen het examen en ik wil u toch even persoonlijk bedanken voor alle filmpjes op uw TH-cam kanaal. Wat hebben ze mij goed geholpen, bij elk examen dat ik maakte was ik altijd erg blij dat ik het na kon kijken, met behulp van deze filmpjes en er ook gelijk uitleg bij kreeg. Hopelijk gaat het morgen goed komen, in ieder geval enorm bedankt voor uw tijd en moeite! 💪🏻💪🏻
Vraagje over vraag 3: De ion binding zit toch tussen de atomen zelf? dus hoezo zegt dit dat iets over de aantrekking tot andere moleculen? of moet je er niet van uit gaan dat zouten neutraal worden na binding.
Zouten zijn altijd neutraal. In een vast zout binden de positieve ionen aan de negatieve ionen. Als het zout naarde gasfase zou gaan, dan zouden de ionen uit elkaar moeten gaan en zou de ionbinding verbroken moeten worden.
@@ppconen6780 Ja, maar in de praktijk gebeurt dat niet zo snel. Je moet namelijk met hele hoge tempearturen aankomen om de sterke ionbindingen te verbreken. Het gaat er hier om dat je kunt uitleggen waarom het kookpunt van een zout heel hoog is. Succes met oefenen verder!
Hoi Lieve wouter, alles is enorm duidelijk; ik heb alleen 1 vraag. Ik vind het lastig om ion-dipoolbindingen te herkennen en te onderscheiden van h-bruggen. Bij vraag 8 had ik bijv; R-S (zuurrest) kan nu h-bruggen vormen met water, maar dit had iondipool moeten zijn
Bij een ion-dipool binding, moet je een ion en een dipool hebben. Een ion heeft een hele lading, RS- is een ion. Een dipool heeft een partiele lading (delta+/delta -). Water is een dipoolmolecuul en kan dus met een ion een ion-dipoolbinding vormen. De partieel positief geladen H-atomen in water trekken de negatoeve ionen aan bijvoorbeeld. Een waterstof brug is altijd tussen een H die aan een O of N vast zit naar een andere O of N, die andere O of N mag geen lading hebben, als die wel een lading hebben heet het een ion-dipoolbinding. Hopelijk maakt dit het wat duidelijker. Succes met de voorbereidingen verder!
En even ter bevestiging; ik heb meerdere rekenvragen waar door 1 verkeerde stap alle stappen daarna foute antwoorden opleveren. Maar ik doe dan wel de stappen die in het antwoordmodel staan; bijv omrekenen naar chemische hoeveelheid, voer ik dan wel uit maar met verkeerde getallen. Krijg ik hier alsnog punten voor?
1 allerlaatste vraag (sorry voor de spam maar je hebt me zo erg geholpen); bij het opstellen van kz vergelijkingen voor de berekeningen zoals bij vraag 23, weet ik nooit welke ik links van de pijl moet plaatsen bij de reactie en welke rechts
@@anoniem-xj8mo Zeker, dan krijg je voor alle volgende goede stappen nog wel punten. Alleen als je de vraag versimpelt (bv molverhoduing 11 in plaats van 1:3), kan het een enkele keeer voorkomen dat je ook voor een volgende stap geen punt krijgt.
@@anoniem-xj8mo Geen enkel probleem hoor, je vragen. Het zuur van een zuur-base koppel komt altijd links van de pijl , het zuur is degene die een H+ meer heeft dan de andere.. De reactie heeft de vorm Hz + H2O evenwichtspijlen H3O+ + Z-. Begrijp je wat ik bedoel?
Fantastische video's! heel erg bedankt! Ik heb een vraag over vraag 5: Daar is het juiste antwoord de volgende verhoudingsformule: (NH4)2Cd2(SO4)3. Ik had zelf: Cd2(NH4)2(SO4)3. Ik had dus (NH4)2 en Cd2 omgedraaid. Maakt dat uit?
Dag meneer! Bedankt voor de video. Ik heb een vraag over opgave 3. Ik heb gezegd dat zwavelbindingen een atoombindingen bevat en dat die zwakker zijn dan ionbindingen. Is dit ook goed?
Zwavel bevat inderdaad atoombindingen. Alleen blijven de atoombindingen behouden bij het verdampen. Bij het verdampen worden de vanderwaalsbindingen/molecuulbindingen verbroken. Dus helaas is je antwoord niet helemaal goed.
bij vraag 25. Moet het perse de rode elektronenpaar zijn van lycine dat met de C atoom van GLN bindt of kan het ook de andere zijn die aangegeven is met de blauwe pijl? En kan je vanaf de H van lycine een pijl naar de elektronenpaar van de Stikstof van His373 tekenen of moet de pijl altijd bij de elektronenpaar zelf beginnen zoals u het heeft getekend?
Je kunt zien dat er een binding tussen de N van lysine en de C aan de Gln gevormd moet worden. Daarom moet het vrije paar op de N (in het rood) de elektronen leveren voor die bindingm vandaar de pijl van dat vrije paar op de N naar de C. Een elektronenpijl geeft aan hoe elektronen zich verplaaten, je moet dus altijd beginnen met een elektronenpaar. Daarom begint de elektronenpijk niet bij de H , hij moet dus bij een elektronenpaar beginnen.
Cd is een metaal (heeft een gele achtergond in binas 99) en S een niet-metaal (oranje achtergrond in binas 99). Als iets uit een metaal en een niet-metaal bestaat, is het een zout.
Als ik naar de laatste examens kijk, dan gaat uitleggen vaak op microniveau, daar gaat deze over: th-cam.com/video/ByAk7P7uVT0/w-d-xo.html. Ook komt vaak terug dat je moet uitleggen of een polymeer een thermoplast is/kan smelten, dan moet je kunnen uitleggen dat het een thermoplast is, als er geen crosslinks zijn. Lees altijd de zin boven de vraag goed door en noteer altijd een conclusie bij een uitlegvraag. Succes morgen!
ppm is net zoiets als procent, alleen is procent per 100 en ppm per miljoen. Het staat in deze video th-cam.com/video/lfNBTEOAA70/w-d-xo.html. Stel je hebt 4 massappm vaneen stof in een mengsel, dan kun je 4x10^-6 x de massa van het mengsel doen om te berekenen hoeveel gram van die stof je hebt.
En bij vraag 14: is het ook goed als je zegt dat bij het gebruik van katalysator type 2 de structuur van t-EPDM regelmatiger is dan bij katalysator type 1?
Dat kan in dit geval niet. Dan zou er een drievoudige binding tussen de O en C moeten zitten (anders voldoet O niet aan de octeregel), maar dan zou het C-atoom 5 bindingen krijgen en dat kan niet.
Alleen de C-atomen waar de dubbele binding tussen zat komen in e hoofdketen. Dus van propeen komen 2 C-atomen in de hoofdketen en de derde C teken je er dan oner of boven. Zie eventueel ook: th-cam.com/video/rF-hp6QTzvM/w-d-xo.html
Bij 2:54 heb ik de molverhouding fout (komt door opgave 1) dus die punt heb ik hopelijk binnen. Alleen heb ik nog een algemene vraag. Ik heb bij mijn vergelijking in opgave 1 S2 gebruikt (ik dacht dat het in paren kwam) en daardoor heb ik bij de omzetting van mol naar g in opgave 2 de massa per mol van S keer 2 gedaan. Heb ik dat goed gedaan? Dus is het zo dat wanneer je bijvoorbeeld H2 hebt in je reactievergelijking je ook de massa/mol x 2 doet van 1 H?
Als je de stof H2 hebt, dan is de molaire massa van die stof 2x1,008 = 2,016 g/mol. Welke stoffen als "tweelingen" voorkomen, kun je vinden in binas 40A.
@@jessicabos7420 Dat is inderdaad erg verwarrend van de examenmakers. In de tekst boven vraag 1 staat dat zwavel S is, die moet je dan gebruiken. Bij vraag 3 zeggen ze dat je uit moet gaan van S8. Overigens staat er in het correctiemodel wel dat als je bij vraag 1 toch S8 gebruikt, dat het dan niet fout gerekend wordt.
Day is inderdaad helaas fout. De pijl geeft aan hoe de elektronen zich verplaatsen. Het vrije paar op de N vormt een binding met de H, dus de elektronen gaan van de N naar de H.
Voor een ion-dipoolbinding heb je een ion en een dipoolmolecuul nodig. Dit is een zout en dat bestaat alleen uit ionen en niet uit dipoolmoleculen. Dus is ion-dipoolbinding helaas niet goed.
Dag, bij vraag 23 stelt u de evenwichtsvoorwaarde op voor de gegeven Kz, alleen op basis van wat heeft u dit opgesteld. Hoe weet u dat NH3+ onder de deelstreep moet en de rest erboven? alvast bedankt.
Van het dus ~NH3+ en ~NH2 waar deze vraag over gaat, is ~NH3+ het zuur, want dat heeft een H+ meer dan ~NH2. De reactie wordt dan ~NH3+ + H2O evenwichtspijlen ~NH2 + H3O+. Van dit evenwicht stel je de evenwichtsvoorwaarde op en dat is Kz.
Hoi als je bij een rekenvraag geen idee hebt wat je moet doen en je moet bijvoorbeeld de massa berekenen kun je dan gewoon opschrijven m= 8,9 vb en krijg je dan nog het punt voor significantie als daar dus 2 signcijfers voor nodig zijn?
15:48 ik had hier bij berekening van buthaanthiol per ongeluk de 0.75kg als 0.75gr gebruikt, waardoor ik als eindantwoord op 2.4*10-10 uitkom ipv 2.4*10-7. Verder heb ik alles goed berekend incl significantie. Betekent dit dan 1 pt aftrek?
Bij vr aag 17 gebruik je de vormingswarmte (van ethanol, vloeibaar water en etheen) om de reactiewarmte te berekenen. De vormingswarmte is hoeveel J nodig is of vrijkomt bij de vorming van 1 mol van een stof uit elementen. Dat is alleen gelijk aan de reactiewarmte als de reactie neer komt op het vormen van een sto uit elementen, bijvoorbeeld: 4 Al + 3 O2 --> 2 Al2O3.
Hoi meneer! zou het bij vraag 13 ook goed zijn als je de etheen/propeen beide aan een andere kant koppelt van de opgengespronge binding? dan zouden er aan beide kanten nog steeds kopieën kunnen koppelen
Ik weet niet of ik je vraag goed begrijp een antwoord als kringeltje-etheeneenheed-eenheid van dat ingewikkelde ding -eenheid van propeen-kringeltje is ook goed.
Is het bij vraag 3 ook oké als je niet de Vanderwaalsbindingen benoemt maar zegt dat er atoombindingen in zwavelmoleculen voorkomen? Wanneer spreek je van Vanderwaalsbindingen en wanneer van atoombindingen bij zo'n soort vraag?
Atoombindingen zijn bindingen tussen atomen, dus de 8 S-atomen binnen het molecuul S8 zitten met atoombindingen aan elkaar. Verdampen is een fase-ovegang, dus het blijft dezelfde stof met dezelfde molecuulformule, dus nog steeds S8. De atoombindingen zijn dus wel aanwezig maar worden niet verbroken, Bij het verdampen van een moleculaire stof worden de molecuulbindingen/vanderwaalsbindingen tussen de moleculen verbroken Zie ook: th-cam.com/video/blOIskkGTRs/w-d-xo.html
Ja, de significantie is een paart punt en kun je ook halen als je eerder in de berekening een fout hebt gemaakt. Het moet wel uit een berekening volgen. Alleen een getal opschrijven in de juiste significantie, levert geen punt op.
hoi Meneer, ik snap niet waarom de propeen en de etheen bij vraag 13 samen één keten vormen. kunnen die niet ook elk aan een C atoom van de ENB groep binden of is dat fout?
De C=C bin dingen klappen open. Elk van de twee C-atomen van de C=C komt aan een andere monomeer te zitten. Dus alleen de C-atomen waar de dubbele bindingen tussen zaten, komen in de hoofdketen. Misschien helpt dit filmpje: th-cam.com/video/5rv-8LTPIZ0/w-d-xo.html ?
Dat is helaas niet goed. NH4 zonder lading bestaat niet (want N heeft 4 ipv 3 bindingen, dus een + lading in NH4+). Daarnaast moet de totale lading links van de pijl gelijk zijn aan de totale lading rechts van de pijl. Links is de totale lading 1+, dan moet rechts ook de totale lading 1+ zijn.
hoi meneer ik begrijp niet waarom je bij vraag 9 2 h2o voor de pijl zet van als je het nu gaat wegstrepen tegen elkaar klopt het toch niet met de totaalreactie?
De bovenste (reactie 1) moet je keer 4 doen. Dan heb je 4 R-SH voor de pijl net als in de totale reactie. Als je de eerste reactie keer 4 doet, staat daar 4 H2O na de pijl. In de tweede reactie (het antwoord op de vraag) staat 2 H2O voor de pijl. 2 H2O voor de pijl en 4 na de pijl geeft netto 2 H2O na de pijl. Wordt het zo wat duidelijker?
Dat staat er principe altijd bij. Zo niet dan ga je uit wat "normaal"is bij T=298 K en dat is vloeibaar water. Maar eigenlijk staat dat er wel bij in de tekst of in de reactievergelijking.
Maakt het bij vraag 5 uit welke volgorden van stoffen je opschrijft bij het uiteindelijk antwoord? Dus als je bijvoorbeeld (SO4)3Cd2(NH3)2 hebt is dat dan ook goed?
De gewoonte is om het poitieve ion als eerste te noemen. Ik zou een andere volgorde niet fout rekenen, maar een strenge tweede corrector zou daar de discussie over aan kunnen gaan.
Hallo meneer, ik heb een vraag bij opg 9. De totaalreactie opstellen ging nogal stroef. Er staat dat er een overmaat zuurstof is, dus ik heb die na de pijl ook genoteerd (natronloog is er ook in overmaat, staat die daarom ook na de pijl ?). Ik snap niet helemaal waarom OH- na de pijl staat en O2 niet... Alvast bedankt!
In dezlefde reactievergelijking heb je nooit dezelfde stof voor en na de pijl, ook niet als een stof in overmaat is. Overmaat beteeknt dat niet alles van die stof kan reageren. Bij deze vraag komt er in de totale reactie, die gegeven is, geen OH- voor. Je ziet bij gegeven eerste reactie OH- voor de pijl staan, dat moet dus gecompenseerd worden door in totaal evenveel OH- na de pijl in de tweede reactie. In de totale reactie staat O2 voor de pijl en O2 komt niet voor in de eerste reactie. Daarom moet je in de tweede reactie O2 voor de pijl hebben.
Hallo! ik had nog een vraag; bij vraag 9 snap ik niet waarom OH- in de vergelijking moet komen en waarom hij rechts van de pijl moet staan, kunt u dat uitleggen?
In reactie 1 staat OH- voor de pijl en in de totale reactie komt geen OH- voor. Dat betekent dat je OH- tegen elkaar weg moet kunnen strepen. Dat kan alleen als OH- rechts van de pijl staat bij reactie 2.
Bij indampen laat je de stof met het laagste kookpunt (meestal water) verdampen en ontsnappen. Destillatie is bewerkelijker, dan laat je de stpof met het laagste kookpunt ook condenseren zodat je die stof als vloeistof weer kunt gebruiken. Water laten ze vaak gewoon ontsnappen. Als alcohol het oplosmiddel is, dan is indampen gevaarlijk (alcohol is erg brandbaar) en bovendien wil je het alcohol weer als bv oplosmiddel gebruiken.
Bij vraag 9 zet u uiteindelijk 2H20 voor de pijl. Maar dan klopt de totaalvergelijking toch niet meer? Want je hebt ook een H20 bij de reactie 1. Dan zou er toch in de totaal vergelijking komen te staan H2O en niet 2H2o?
Voordat je de reacties gaat optellen moet je reactie 1 keer 4 doen. Dat kun je zien omdat er 1 x RSH voor de pijl staat in reactie 1 en 4 keer RSH voor de pijl staat in de totale reactie.
Is het erg als je bij 4:35 “tussen de Cd- en S-atomen zitten ionbindingen” heb geschreven? Volgens mij zijn atomen niet per se fout…? Maar ik weet het niet zeker
Atomen hebben geen lading en ionen wel. Een ionbinding bestaat alleen tussen ionen. Dus je moet dan wel zeggen cadmiumionen en sulfide-ionen. Als het atomen zouden zijn, zou er een atoombinding tussen zitten.
Je hebt [ ~NH2]/[~NH3+] = 0,00158. Dat betekent 0,00158 mol ~NH3+ per 1 mol ~NH2. Het totaal, dus 100 % is dan 1 + 0,00158. Het deel is alleen ~NH2, dus 0,00183. Het percentage bereken je door deel/geheel x 100 % dus 0,00158/1,00158 x 100 %. is het zo een beetje duidelijker?
Hoi, leren hiermee en de video van 2022-III heeft voor mij als een trein gewerkt. Ik ga morgen met vertrouwen het eindexamen in. Ontzettend bedankt voor de moeite die je in de video's en de 30 dagen challenge steekt. Het beste.
Goed om te horen en heel veel succes morgen!!!
Beste Wouter, ik heb morgen het examen en ik wil u toch even persoonlijk bedanken voor alle filmpjes op uw TH-cam kanaal. Wat hebben ze mij goed geholpen, bij elk examen dat ik maakte was ik altijd erg blij dat ik het na kon kijken, met behulp van deze filmpjes en er ook gelijk uitleg bij kreeg. Hopelijk gaat het morgen goed komen, in ieder geval enorm bedankt voor uw tijd en moeite! 💪🏻💪🏻
Dank voor je aardige bericht en heel veel succes morgen!!!
Erg bedankt voor deze video's, ze helpen enorm!
Vraagje over vraag 3: De ion binding zit toch tussen de atomen zelf? dus hoezo zegt dit dat iets over de aantrekking tot andere moleculen? of moet je er niet van uit gaan dat zouten neutraal worden na binding.
Zouten zijn altijd neutraal. In een vast zout binden de positieve ionen aan de negatieve ionen. Als het zout naarde gasfase zou gaan, dan zouden de ionen uit elkaar moeten gaan en zou de ionbinding verbroken moeten worden.
@@WouterRenkema dus eigenlijk gaat een zout altijd uit elkaar als het naar de gasfase gaat?
@@ppconen6780 Ja, maar in de praktijk gebeurt dat niet zo snel. Je moet namelijk met hele hoge tempearturen aankomen om de sterke ionbindingen te verbreken. Het gaat er hier om dat je kunt uitleggen waarom het kookpunt van een zout heel hoog is. Succes met oefenen verder!
@@WouterRenkema duidelijk! Dankjewel
Hoi Lieve wouter, alles is enorm duidelijk; ik heb alleen 1 vraag. Ik vind het lastig om ion-dipoolbindingen te herkennen en te onderscheiden van h-bruggen. Bij vraag 8 had ik bijv; R-S (zuurrest) kan nu h-bruggen vormen met water, maar dit had iondipool moeten zijn
Bij een ion-dipool binding, moet je een ion en een dipool hebben. Een ion heeft een hele lading, RS- is een ion. Een dipool heeft een partiele lading (delta+/delta -). Water is een dipoolmolecuul en kan dus met een ion een ion-dipoolbinding vormen. De partieel positief geladen H-atomen in water trekken de negatoeve ionen aan bijvoorbeeld. Een waterstof brug is altijd tussen een H die aan een O of N vast zit naar een andere O of N, die andere O of N mag geen lading hebben, als die wel een lading hebben heet het een ion-dipoolbinding. Hopelijk maakt dit het wat duidelijker. Succes met de voorbereidingen verder!
En even ter bevestiging; ik heb meerdere rekenvragen waar door 1 verkeerde stap alle stappen daarna foute antwoorden opleveren. Maar ik doe dan wel de stappen die in het antwoordmodel staan; bijv omrekenen naar chemische hoeveelheid, voer ik dan wel uit maar met verkeerde getallen. Krijg ik hier alsnog punten voor?
1 allerlaatste vraag (sorry voor de spam maar je hebt me zo erg geholpen); bij het opstellen van kz vergelijkingen voor de berekeningen zoals bij vraag 23, weet ik nooit welke ik links van de pijl moet plaatsen bij de reactie en welke rechts
@@anoniem-xj8mo Zeker, dan krijg je voor alle volgende goede stappen nog wel punten. Alleen als je de vraag versimpelt (bv molverhoduing 11 in plaats van 1:3), kan het een enkele keeer voorkomen dat je ook voor een volgende stap geen punt krijgt.
@@anoniem-xj8mo Geen enkel probleem hoor, je vragen. Het zuur van een zuur-base koppel komt altijd links van de pijl , het zuur is degene die een H+ meer heeft dan de andere.. De reactie heeft de vorm Hz + H2O evenwichtspijlen H3O+ + Z-. Begrijp je wat ik bedoel?
Vraagje bij 20. Zou de koppeling van de restgroepen wel op de secundaire/ tertiaire structuur een invloed hebben?
De tertiare structuur is de 3D vouwing als gevolg van interacties tussen zijgroepen van aminozuren, dus die wordt wel beïnvloed hierdoor.
Heel erg bedankt voor dit uitleg!
Maakt het bij opdracht 5 uit in welke volgorde je de stoffen hebt opgeschreven? Want ik had namelijk NH4 helemaal achteraan
Het is de gewoonte at de postieve ionen eerst komen bij een zout, maar je zou we lhet voordeel van de twijfel kunnen krijgen.
heel erg bedankt!
Fantastische video's! heel erg bedankt! Ik heb een vraag over vraag 5: Daar is het juiste antwoord de volgende verhoudingsformule: (NH4)2Cd2(SO4)3. Ik had zelf: Cd2(NH4)2(SO4)3. Ik had dus (NH4)2 en Cd2 omgedraaid. Maakt dat uit?
Dat is zeker ook goed!
@@WouterRenkema Bedankt voor de snelle reactie!
Dag meneer! Bedankt voor de video. Ik heb een vraag over opgave 3. Ik heb gezegd dat zwavelbindingen een atoombindingen bevat en dat die zwakker zijn dan ionbindingen. Is dit ook goed?
Zwavel bevat inderdaad atoombindingen. Alleen blijven de atoombindingen behouden bij het verdampen. Bij het verdampen worden de vanderwaalsbindingen/molecuulbindingen verbroken. Dus helaas is je antwoord niet helemaal goed.
bij vraag 25. Moet het perse de rode elektronenpaar zijn van lycine dat met de C atoom van GLN bindt of kan het ook de andere zijn die aangegeven is met de blauwe pijl? En kan je vanaf de H van lycine een pijl naar de elektronenpaar van de Stikstof van His373 tekenen of moet de pijl altijd bij de elektronenpaar zelf beginnen zoals u het heeft getekend?
Je kunt zien dat er een binding tussen de N van lysine en de C aan de Gln gevormd moet worden. Daarom moet het vrije paar op de N (in het rood) de elektronen leveren voor die bindingm vandaar de pijl van dat vrije paar op de N naar de C. Een elektronenpijl geeft aan hoe elektronen zich verplaaten, je moet dus altijd beginnen met een elektronenpaar. Daarom begint de elektronenpijk niet bij de H , hij moet dus bij een elektronenpaar beginnen.
Mag je bij opdracht 13 ook de combinatie -etheen-EPDM-propeen- hebben, de rest heb ik wel goed, alleen de volgorde niet? alvast bedankt!
Zeker, dat is ook een prima antwoord. De volgorde maakt niet uit.
@@WouterRenkema super dankjewel! En bedankt voor al uw filmpjes!
Hi Wouter, hoe had ik kunnen weten dat CdS een zout was? Ik had dat niet door, namelijk. Alvast bedankt!
Cd is een metaal (heeft een gele achtergond in binas 99) en S een niet-metaal (oranje achtergrond in binas 99). Als iets uit een metaal en een niet-metaal bestaat, is het een zout.
@@WouterRenkema Oh ja natuurlijk, Wouter je bent een held!!
Hoi, heeft u misschien nog tips voor leg uit vragen?
Als ik naar de laatste examens kijk, dan gaat uitleggen vaak op microniveau, daar gaat deze over: th-cam.com/video/ByAk7P7uVT0/w-d-xo.html. Ook komt vaak terug dat je moet uitleggen of een polymeer een thermoplast is/kan smelten, dan moet je kunnen uitleggen dat het een thermoplast is, als er geen crosslinks zijn. Lees altijd de zin boven de vraag goed door en noteer altijd een conclusie bij een uitlegvraag. Succes morgen!
Bij vraag 10, wat is massa-ppm precies? En hoe weet je hoe je het moet omrekenen en waarnaar?
ppm is net zoiets als procent, alleen is procent per 100 en ppm per miljoen. Het staat in deze video th-cam.com/video/lfNBTEOAA70/w-d-xo.html. Stel je hebt 4 massappm vaneen stof in een mengsel, dan kun je 4x10^-6 x de massa van het mengsel doen om te berekenen hoeveel gram van die stof je hebt.
En bij vraag 14: is het ook goed als je zegt dat bij het gebruik van katalysator type 2 de structuur van t-EPDM regelmatiger is dan bij katalysator type 1?
Ja, zeker, als je er ook bij concludeert dat het percentage kritallijne gebieden dan groter is.
@@WouterRenkema top dankuwel!
Is het ook mogelijk om bij vraag 24 de positieve formele lading te hebben bij het O atoom en de negatieve formele lading bij het N atoom?
Dat kan in dit geval niet. Dan zou er een drievoudige binding tussen de O en C moeten zitten (anders voldoet O niet aan de octeregel), maar dan zou het C-atoom 5 bindingen krijgen en dat kan niet.
Hoi is het standaard dat propeen 1 dubbele binding heeft? En is het bij vraag 13 ok als je eerst etheen, dan propeen en dan ENB doet?
Propeen heeft 1 C=C als iets 2 C=C heeft dan heet het ... dieen. De volgorde maakt hier niet uit, een antwoord met een andere volgorde is ook goed.
Maakt het bij vraag 13 uit of je de 3 C'tjes bij propeen op een rechte lijn heb getekend in plaats van de 3e C naar beneden vertakt??
Alleen de C-atomen waar de dubbele binding tussen zat komen in e hoofdketen. Dus van propeen komen 2 C-atomen in de hoofdketen en de derde C teken je er dan oner of boven. Zie eventueel ook: th-cam.com/video/rF-hp6QTzvM/w-d-xo.html
@@WouterRenkema Oohww ik snap hem, heel erg bedankt!
Bij 2:54 heb ik de molverhouding fout (komt door opgave 1) dus die punt heb ik hopelijk binnen. Alleen heb ik nog een algemene vraag.
Ik heb bij mijn vergelijking in opgave 1 S2 gebruikt (ik dacht dat het in paren kwam) en daardoor heb ik bij de omzetting van mol naar g in opgave 2 de massa per mol van S keer 2 gedaan. Heb ik dat goed gedaan? Dus is het zo dat wanneer je bijvoorbeeld H2 hebt in je reactievergelijking je ook de massa/mol x 2 doet van 1 H?
Als je de stof H2 hebt, dan is de molaire massa van die stof 2x1,008 = 2,016 g/mol. Welke stoffen als "tweelingen" voorkomen, kun je vinden in binas 40A.
@@WouterRenkema Waarom moest je dan niet in de reactievergelijking S8 nemen bij opdracht 1 in plaats van S?
@@jessicabos7420 Dat is inderdaad erg verwarrend van de examenmakers. In de tekst boven vraag 1 staat dat zwavel S is, die moet je dan gebruiken. Bij vraag 3 zeggen ze dat je uit moet gaan van S8.
Overigens staat er in het correctiemodel wel dat als je bij vraag 1 toch S8 gebruikt, dat het dan niet fout gerekend wordt.
Bij de laatste vraag had ik de pijl van H naar de N getekend, is dat fout?
Day is inderdaad helaas fout. De pijl geeft aan hoe de elektronen zich verplaatsen. Het vrije paar op de N vormt een binding met de H, dus de elektronen gaan van de N naar de H.
Kun je bij vraag 3 zeggen ion-dipoolbinding? Of moet het ionbinding zijn.
Voor een ion-dipoolbinding heb je een ion en een dipoolmolecuul nodig. Dit is een zout en dat bestaat alleen uit ionen en niet uit dipoolmoleculen. Dus is ion-dipoolbinding helaas niet goed.
Dag, bij vraag 23 stelt u de evenwichtsvoorwaarde op voor de gegeven Kz, alleen op basis van wat heeft u dit opgesteld. Hoe weet u dat NH3+ onder de deelstreep moet en de rest erboven? alvast bedankt.
Van het dus ~NH3+ en ~NH2 waar deze vraag over gaat, is ~NH3+ het zuur, want dat heeft een H+ meer dan ~NH2.
De reactie wordt dan ~NH3+ + H2O evenwichtspijlen ~NH2 + H3O+. Van dit evenwicht stel je de evenwichtsvoorwaarde op en dat is Kz.
Hoi als je bij een rekenvraag geen idee hebt wat je moet doen en je moet bijvoorbeeld de massa berekenen kun je dan gewoon opschrijven m= 8,9 vb en krijg je dan nog het punt voor significantie als daar dus 2 signcijfers voor nodig zijn?
Je moet wel een berekening doen met getallen uit de opgave, maar dat mag dus wel een foute berekening zijn. Succes morgen!
@@WouterRenkema dank u wel!!
15:48 ik had hier bij berekening van buthaanthiol per ongeluk de 0.75kg als 0.75gr gebruikt, waardoor ik als eindantwoord op 2.4*10-10 uitkom ipv 2.4*10-7. Verder heb ik alles goed berekend incl significantie. Betekent dit dan 1 pt aftrek?
Dat klopt, dan maak je 1 fout en gaat er 1 punten van het aantal punten dat je kunt halen af.
@@WouterRenkema ok top
En tot slot nog een laatste vraagje, waarom mag je niet de vormingswarmte in binas 57B niet gebruiken bij vraag 17? En wanneer wel?
Bij vr aag 17 gebruik je de vormingswarmte (van ethanol, vloeibaar water en etheen) om de reactiewarmte te berekenen. De vormingswarmte is hoeveel J nodig is of vrijkomt bij de vorming van 1 mol van een stof uit elementen. Dat is alleen gelijk aan de reactiewarmte als de reactie neer komt op het vormen van een sto uit elementen, bijvoorbeeld: 4 Al + 3 O2 --> 2 Al2O3.
Hoi meneer! zou het bij vraag 13 ook goed zijn als je de etheen/propeen beide aan een andere kant koppelt van de opgengespronge binding? dan zouden er aan beide kanten nog steeds kopieën kunnen koppelen
Ik weet niet of ik je vraag goed begrijp een antwoord als kringeltje-etheeneenheed-eenheid van dat ingewikkelde ding -eenheid van propeen-kringeltje is ook goed.
@@WouterRenkema dat was mijn vraag ja! Heel erg bedankt meneer! Ook bedankt voor al uw filmpjes, ze helpen enorm bij voorbereiding voor het examen 🙏
Is het bij vraag 3 ook oké als je niet de Vanderwaalsbindingen benoemt maar zegt dat er atoombindingen in zwavelmoleculen voorkomen? Wanneer spreek je van Vanderwaalsbindingen en wanneer van atoombindingen bij zo'n soort vraag?
Atoombindingen zijn bindingen tussen atomen, dus de 8 S-atomen binnen het molecuul S8 zitten met atoombindingen aan elkaar. Verdampen is een fase-ovegang, dus het blijft dezelfde stof met dezelfde molecuulformule, dus nog steeds S8. De atoombindingen zijn dus wel aanwezig maar worden niet verbroken, Bij het verdampen van een moleculaire stof worden de molecuulbindingen/vanderwaalsbindingen tussen de moleculen verbroken Zie ook: th-cam.com/video/blOIskkGTRs/w-d-xo.html
bij vraag 10, krijg je een punt als je je antwoord in juiste aantal significante cijfers hebt? (ookal is je eind antwoord wel fout)
Ja, de significantie is een paart punt en kun je ook halen als je eerder in de berekening een fout hebt gemaakt. Het moet wel uit een berekening volgen. Alleen een getal opschrijven in de juiste significantie, levert geen punt op.
hoi Meneer, ik snap niet waarom de propeen en de etheen bij vraag 13 samen één keten vormen. kunnen die niet ook elk aan een C atoom van de ENB groep binden of is dat fout?
De C=C bin dingen klappen open. Elk van de twee C-atomen van de C=C komt aan een andere monomeer te zitten. Dus alleen de C-atomen waar de dubbele bindingen tussen zaten, komen in de hoofdketen. Misschien helpt dit filmpje: th-cam.com/video/5rv-8LTPIZ0/w-d-xo.html ?
nog een vraag, ik had bij 21 gewoon NH4 opgeschreven, zonder de +. word dit fout gerekend?
Dat is helaas niet goed. NH4 zonder lading bestaat niet (want N heeft 4 ipv 3 bindingen, dus een + lading in NH4+). Daarnaast moet de totale lading links van de pijl gelijk zijn aan de totale lading rechts van de pijl. Links is de totale lading 1+, dan moet rechts ook de totale lading 1+ zijn.
hoi meneer ik begrijp niet waarom je bij vraag 9 2 h2o voor de pijl zet van als je het nu gaat wegstrepen tegen elkaar klopt het toch niet met de totaalreactie?
De bovenste (reactie 1) moet je keer 4 doen. Dan heb je 4 R-SH voor de pijl net als in de totale reactie. Als je de eerste reactie keer 4 doet, staat daar 4 H2O na de pijl. In de tweede reactie (het antwoord op de vraag) staat 2 H2O voor de pijl. 2 H2O voor de pijl en 4 na de pijl geeft netto 2 H2O na de pijl. Wordt het zo wat duidelijker?
@@WouterRenkema oooo dan begrijp ik het, dank u wel!!
hoi, bij opgave 17 had u h2o in de vloeibare fase gekozen. hoezo niet in de gasfase? hoe weet je op het examens welke fase je moet gebruiken?
Dat staat er principe altijd bij. Zo niet dan ga je uit wat "normaal"is bij T=298 K en dat is vloeibaar water. Maar eigenlijk staat dat er wel bij in de tekst of in de reactievergelijking.
Maakt het bij vraag 5 uit welke volgorden van stoffen je opschrijft bij het uiteindelijk antwoord? Dus als je bijvoorbeeld (SO4)3Cd2(NH3)2 hebt is dat dan ook goed?
De gewoonte is om het poitieve ion als eerste te noemen. Ik zou een andere volgorde niet fout rekenen, maar een strenge tweede corrector zou daar de discussie over aan kunnen gaan.
@@WouterRenkemazou het fout zijn om in de molecuulformule eerst Cd2 te schrijven en dan NH4? 6:59
@@omt7592 Nee hoor, dat is ook gewoon goed!
maakt het bij vraag 25 uit op welke H de N aanvalt? bij voorbaat dank 39:59
Nee hoor, het elektronenpaar van de N kan ook naar de andere H van de NH2 groep gaan.
@@WouterRenkema okido dan heb ik m goed, bedankt!
Hallo meneer, ik heb een vraag bij opg 9. De totaalreactie opstellen ging nogal stroef. Er staat dat er een overmaat zuurstof is, dus ik heb die na de pijl ook genoteerd (natronloog is er ook in overmaat, staat die daarom ook na de pijl ?). Ik snap niet helemaal waarom OH- na de pijl staat en O2 niet... Alvast bedankt!
In dezlefde reactievergelijking heb je nooit dezelfde stof voor en na de pijl, ook niet als een stof in overmaat is. Overmaat beteeknt dat niet alles van die stof kan reageren. Bij deze vraag komt er in de totale reactie, die gegeven is, geen OH- voor. Je ziet bij gegeven eerste reactie OH- voor de pijl staan, dat moet dus gecompenseerd worden door in totaal evenveel OH- na de pijl in de tweede reactie.
In de totale reactie staat O2 voor de pijl en O2 komt niet voor in de eerste reactie. Daarom moet je in de tweede reactie O2 voor de pijl hebben.
@@WouterRenkema Volgens mij snap ik m! Heel erg bedankt voor de snelle reactie!
Hallo! ik had nog een vraag; bij vraag 9 snap ik niet waarom OH- in de vergelijking moet komen en waarom hij rechts van de pijl moet staan, kunt u dat uitleggen?
In reactie 1 staat OH- voor de pijl en in de totale reactie komt geen OH- voor. Dat betekent dat je OH- tegen elkaar weg moet kunnen strepen. Dat kan alleen als OH- rechts van de pijl staat bij reactie 2.
@@WouterRenkema Weer heel erg bedankt!
Wat is het verschil tussen indampen en destillatie?
Waarom kan ne bij 11 bijvoorbeeld niet destillatie noteren?
Bij indampen laat je de stof met het laagste kookpunt (meestal water) verdampen en ontsnappen. Destillatie is bewerkelijker, dan laat je de stpof met het laagste kookpunt ook condenseren zodat je die stof als vloeistof weer kunt gebruiken. Water laten ze vaak gewoon ontsnappen. Als alcohol het oplosmiddel is, dan is indampen gevaarlijk (alcohol is erg brandbaar) en bovendien wil je het alcohol weer als bv oplosmiddel gebruiken.
Ik heb nog een vraag: Wanneer moet je precies het teken van de vormingswarmte veranderen als je de reactiewarmte moet berekenen?
Bij de stoffen vóór de pijl
Klopt! Dank voor het antwoorden.
@@brittvantright3038 Bedankt!
Bij vraag 9 zet u uiteindelijk 2H20 voor de pijl. Maar dan klopt de totaalvergelijking toch niet meer? Want je hebt ook een H20 bij de reactie 1. Dan zou er toch in de totaal vergelijking komen te staan H2O en niet 2H2o?
Voordat je de reacties gaat optellen moet je reactie 1 keer 4 doen. Dat kun je zien omdat er 1 x RSH voor de pijl staat in reactie 1 en 4 keer RSH voor de pijl staat in de totale reactie.
Is het erg als je bij 4:35 “tussen de Cd- en S-atomen zitten ionbindingen” heb geschreven? Volgens mij zijn atomen niet per se fout…? Maar ik weet het niet zeker
Atomen hebben geen lading en ionen wel. Een ionbinding bestaat alleen tussen ionen. Dus je moet dan wel zeggen cadmiumionen en sulfide-ionen. Als het atomen zouden zijn, zou er een atoombinding tussen zitten.
ik snap de stap bij het percentage berekenen bij vraag 23 niet, waarom doe je 1 + 1,58*10ˆ-3 en hoe weet je dit?
Je hebt [ ~NH2]/[~NH3+] = 0,00158. Dat betekent 0,00158 mol ~NH3+ per 1 mol ~NH2. Het totaal, dus 100 % is dan 1 + 0,00158. Het deel is alleen ~NH2, dus 0,00183. Het percentage bereken je door deel/geheel x 100 % dus 0,00158/1,00158 x 100 %. is het zo een beetje duidelijker?
Het maakt bij 13 niet uit in welke volgorde je ze aan elkaar 'plakt'?
Nee hoor, een juiste structuurformule waarin de monomeereenheden in een andere volgorde zitten, is ook goed.
Bij vraag 9: kan dit niet?
3RSH + RS- + O2 --> 2RSSR + OH- + H2O
Dat lijkt me ook een goed antwoord!