Vwo scheikunde examen 2022 3 uitleg doxine alcoholen biodiesel sheaboter bacteriele polymeren
ฝัง
- เผยแพร่เมื่อ 19 ก.ย. 2024
- Zie • 30 dagen challenge sch... voor de 30 dagen challenge
Zie voor de samenvatting: • Scheikunde samenvattin...
dioxine uit PCB's.
Tijdcodering
vraag 1 0:35
vraag 2 2:34
vraag 3 4:05
vraag 4 5:38
alcoholen uit CO2
vraag 5 6:24
vraag 6 7:11
vraag 7 9:16
vraag 8 15:39
vraag 9 17:26
vraag 10 18:32
biodiesel uit sheaboter
vraag 11 21:43
vraag 12 24:06
vraag 13 27:31
bacteriele polymeren
vraag 14 28:48
vraag 15 29:43
vraag 16 30:42
vraag 17 33:07
vraag 18 33:52
vraag 19 34:15
ademtest voor leverziekte
vraag 20 35:15
vraag 21 36:01
vraag 22 37:33
vraag 23 39:18
vraag 24 42:17
bespreking 2022 tijdvak 1: • scheikunde vwo examen ...
Bespreking van het vwo scheikunde examen 2022 tijdvak 3.
Heel erg bedankt meneer, ik vond dit examen erg lastig een deze filmpjes helpen er veel mee voor oefenen 🙏
Dit was denk ik een van de lastigste examens van de laatste jaren. Mooi dat de filmpjes helpen. Succes met de voorbereiding van je examen verder!
Bedankt voor de uitleg! Kunt u uitleggen waarom de genoemde plekken bij vraag 1 hetzelfde zijn? Elk gebonden chloor-atoom aan koolstof is toch anders zou ik zeggen?
Dat komt omdat het molecul symmetrisch is. Bij PC-DD is plek 9 en 6 bijvoorbeeld hetzelfde als je het molecuul een halve slag draait etc. Net als 1 en 9 hetzelfde zijn als je hem in de andere richting een halve slag draait. Hopelijk begrijp je wat ik bedoel.
@@WouterRenkema Ik snap hem, bedankt!
Geen idee hoe maar heb dit examen gister geoefend en ik had n 8 🎉 dus mijn zelfvertrouwen voor scheikunde is wel gestegen haha
Dat moet je zeker vertrouwen geven, dit was namelijk echt een lastig examen! Gaat vast helemaal goed komen dinsdag!
Hoi, ik hoop dat u dit op tijd ziet. Is het dus bij vraag 3 de bedoeling dat je alleen voorkomende isotopen kiest? Ik heb namelijk natuurkunde en daar mocht je wel bijv. 34 cl gebruiken, ookal is hij heel instabiel. Mag dit bij scheikunde dus niet? Alvast bedankt !
Bij scheikunde werken we met atomen die in de natuur voorkomen en dat zijn Cl-35 en Cl-37 volgens binas 25. Bij C, H en O gaan we vaak alleen uit van C-12, H-1 en O-16, behalve als er in de vraag staat dta je bv C-13 moet gebruiken etc. Succes vanmiddag!
@@WouterRenkema heel erg bedankt!🙏
Hoi meneer, ik had een vraag. Waarom is de n term van dit examen zo hoog? Komt dat door de vele vragen over analysetechnieken? Hopen dat ik dinsdag ook zo een n term krijg haha
Het was een derder tijdvak, dus misschien was hij daarom hoger. Een hoge N-term kan ook komen omdat een examen te lang was, dat is iets wat je niet zo snel door hebt tijdens het oefenen. Succes met oefenen voor je examens verder!
@@WouterRenkema oke meneer bedankt!
het is zoo verwarrend bij vraag 14, ik dacht dat die ''is'' teken een dubbele binding was en daarom was ik erg in de war
Dat is inderdaad een verwarrende vraagstelling. Ze hadden beter het woordje "is " kunnen gebruiken.
Wauw ik heb voor dit examen een 5,4 gescoord, terwijl ik voor alle andere examens veel beter scoor. Gelijk al mijn zelfvertrouwen verloren zo goed als een dag voor het examen. Ik denk dat de oorzaak is dat dit examen vooral heel veel uitlegvragen had, is dit normaal ook zo? Ik ben namelijk echt veel beter in rekenvragen.
Dit was echt een moeilijk examen! Laat alsjeblieft je zelfvertrouwen hier niet door verdwijnen!!! th-cam.com/video/XBiO3IKIB20/w-d-xo.html
Bij vraag 9. Hoe weet je dat het in de grafiek gaat om welke stof het snelst van de kolom afkomt. Het kan toch net zo goed juist betekenen welke stof het snelst aan de kolom gaat binden? Dan zou methanol minder goed binden aan de mobiele fase, en dan zou de mobiele fase minder polair zijn.
De retentietijd is de tijd die een stof erover doet om door de kolom heen te komen (en bij de detector te komen). De stof met de kortste retentijd gaat het snelst door de kolom heen. Die stof bindt dus minder goed aan de kolom dan stoffen die er langer over doen. De tijd op de horizontale as moet je dus zien als hoe snel het over de kolom gaat (en niet als hoe snel het bindt). Wordt het zo wat duidelijker?
@@WouterRenkema Ah ja, nu dat ik de definitie van retentietijd weet is het duidelijk. Dankuwel.
Dag meneer! Ik heb bij het opstellen van de molecuulformule van de vetzuren, de C- en H-atomen van de zuurgroep erbij opgeteld. Dus ik kom op C18H36 voor stearinezuur en C18H34 voor oliezuur. Kan dit ook?
De staart geef je altijd aan met C...H... en de zuurgroep zet je apart. C17H35COOH is dan bijvoorbeeld de notatie van stearinezuur. Omdat je de C van de zuurgroep (de C=O in het vet/triglyceride) apart tekent, moet je die niet bij de staart meetellen. je zou de totale molecuulformule van stearinezuur wel als C18H36O2 kunnen noteren, maar bijna altijd moet je hier structuurformules gebruiken waarin de de staart afkort, tot in dit geval C17H35-
Bij vraag 1 als je een chloor atoom bij PCB, als je een chloor atoom bij 2 doet is dat toch niet hetzelfde als je een chloor atoom bij 6 doet? Die dubbele bindingen zitten dan toch op een andere plek?
De dubbele bindingen in de benzeenring kunnen verspringen, daarom wordt er vaak een rondje getekend in plaats van drie keer een dubbele bindingen. Als je de Cl aan C-2 zet en je draait hem 180 graden, dan is het hetzelfde als die op C-6 zit. Dus de Cl op C-atoom 2 en de Cl op C-atoom 6 leiden tot dezelfde stof. Hopelijk is het zo duidelijker.
@@scheikundechallenge7762 oo oke ik wist niet dat de dubbele bindingen konden verspringen bij een benzeenring. Dankuwel voor de uitleg
hoe weet u dat u sterinezuur en oliezuur moest gebruiken?
Dat staat in tabel 1 boven de vraag (en op 21:43). In binas 67G2 staan de formules van stearinezuur en oliezuur en in 67G1 kun je zien hoe je daar een triglyceride/vet van moet maken.
Ik liep al vast bij de eerste stap, namelijk weten welk molecuul bij SOS,SOO,OOO,SLO hoorde. Hoe bent u daar achtergekomen?
In de tabel boven vraag 11 staat dat S voor stearinezuur, O voor oliezuur etc. Met binas 67G1 en 67G2 kun je de formules erbij maken, snap je het zo beter?
Hoi meneer! Ik heb een vraag over 14; ik had daar poly-3-hydroxy-3-ethylpropaanzuur. Ik snap na uw uitleg wel waarom dat fout is, maar ik snap niet helemaal wanneer ik er een methyl/ethyl groep bij moet noteren en wanneer ik het koolstofketen als een geheel moet zien.
De zuurgroep moet altijd in de hoofdketen zitten en (als het kan) de -OH groep ook. Je hebt hier een keten van 5 C-atomen waar de C van de COOH groep in zit en de -OH groep aan hangt. Dus is de langste keten 5 C-atomen zonder vertakkingen. Methyl, ethyl etc gebruik je alleen als er vertakkingen zijn. Vertakkingen zijn C-atomen die niet in de hoofdketen kunnen zitten. Maakt dit het wat duidelijker?
@@WouterRenkema Ja 100% duidelijk. Heel erg bedankt
Een extreem moeilijk examen. of ligt het aan mij??
nee, dat ligt niet aan jou. Dit was een echt pittig examen.
Bij vraag 16, moet het nh deel van cys per sé links zitten of kan je die ook rechts tekenen en c=o links (phe daarop aansluitend)
Is er een regel die zegt dan de nh altijd links zit? Of hoe had ik dit uit de vraag kunnen halen?
De gewoonte is om van een aminozuur de NH2 links te tekenen en de zuurgroep rechts en in een eiwit de NH links en de C=O rechts. Zo staan de aminozuren ook in binas 67H1. Als je alles helemaal 180 graden gedraaid getekend hebt, is het op zich goed., maar het is handiger om de NH links en de C=O rechts te tekenen. Je moet bij deze vraag wel de zuurgroep van Phe met de NH2 groep van Cys laten reageren.
@@WouterRenkema Bedankt, ik had het idd 180 gedraaid, maar wel de zuurgroep en NH2 groep laten reageren
Waarom kan je bij vraag 7 niet gewoon berekenen zoals je gewend bent? Met de Kz en de concentratie invullen in k= en dan daarmee uitrekenen? (Dus hoezo de abc-formule en de BOE-tabel, ben die even helemaal kwijt)
Dit is een hele lastige vraag, de eerste keer deze eeuw dat dit wordt gevraagd. Je kunt ook de x verwaarlozen ten opzichte van de concetratie van het zuur, dan krijg je x2/[H2CO3] = Kz en wordt de berekening veel makkelijker. Officieel mag dit alleen als x (dus [H3O+] ) kleiner is dan 10 % van de ocnentratie van het zuur. Als je kijkt naar de opmerking onder het correctievoorschriftm mag je x hier ook verwaarlozen zonder te controleren of dat "mag".
Bij vraag 4. Als je drie keer 37 zou doen dat zou je op m/z 263 uit moeten komen. Waarom staat er 262 in de grafiek
Dat heb je heel scherp gezien! Ik gok dat het een klein typefoutjes is van de examenmakers.
Ik loop bij vraag 1 en 2 vast ik snap niet hoe ik zon opgave moet aanpakken wat bedoet u met symetrisch en het komt op hetzelfde neer.
Bij 2 had ik gezien dat er verschil in de groepen was maar ik begreep niet wanneer een molecuul een platte vorm kan aannemen
Benzeenringen zijn een plat vlak, dat komt omdat elk C-atoom omringingsgetal 3 heeft, dus bindingshoeken van 120 graden, zie th-cam.com/video/oHpLrOxe77M/w-d-xo.html. Als de twee benzeenringen bij vraag 2 in hetzelfde vlak komen te liggen, dan is het hele molecuul vlak. De chlooratomen zijn veel groter dan waterstoifatomen en stoten elkaar ook af omdat ze een beetje negatief zijn geladen. Daarom voorkomne de Cl-atomen bij PCB54 dat de benzeenringen in hetzelfde vlak komen te liggen en het hele molecuul plat wordt.
Bij vraag 1: als je bijvoorbeeld kijkt naar PCDD, dan kun je een symmetrie-as tekenen door de beide O-atomen. Als een Cl aan C-atoo 9 zitten en als Cl aan C-atoom 1 zit, dan heb je dezelfde stof (je kunt he molecuul met Cl aan nummer 9 180 graden draaien en dan krijg je die waar Cl aan C-atoom nummer 1 zit) etc etc.
6:21 er is toch een piek bij 262. En als je c en h en o bij elkaar optelt (c11 + h4 + o1) is dat 152, als je hier 3 cl atomen van 37 bij wilt doen kom je toch uit op 263? dus dan zou die piek niet kloppen.
Heb je helemaal gelijk in! Dat was een typefoutje van de examenmakers. Scherp gezien!
Hallo
Bij 3:39 begrijp ik zowel de vraag als het antwoord niet zo goed. Wat wordt er bedoeld met “plat vlak liggen”? Letterlijk dat ze op een horizontale lijn liggen?
Bij het antwoord begrijp ik niet dat als de Cl-atomen dus zo groot zijn wanneer ze in het midden staan om een “plat vlak” te vormen, waarom doen ze bij PCB-126 geen kwaad? Dan zal de linker en rechterzijde van het molecuul toch moeten “uitsteken”
Een benzeenring is een plat vlak. Het hele molecuul is alleen een plat vlak als beide benzeenringen in hetzelfde vlak kunnen liggen. Bij PCB126 zitten er H-atomen in het midden aan de benzeenringen. H-atomen zijn heel klein en zitten niet in de weg. Cl-atomen zijn veel groter en zitten elkaar wel in de weg. bovendien stoten ze elkaar af omdat ze een beetje negatief zijn geladen.
Stel je houdt je handen met de handpalm naar boven op 5 cm naast elkaar in een vlak. Dat kan als je aan je pinken een knikker (H-atoom)vast zou plakken, maar niet als je aan je pinken een tennisbal vast zou plakken (Cl-atoom).
@@WouterRenkema dank u wel voor uw hulp, via de mail, filmpjes en comments.
hoi, bij vraag 7 hoe weet je dat een verzadigde oplossing van CO2 met water H2CO3 is. en wat wilt verzadigd eigenlijk zeggen
Verzadigd betekent dat de maxiale hoeveelheid van een stof (CO2) hier is opgelost. CO2 kan met H2O koolzuur vormen, dat is H2CO3 en dat is het zwakke zuur dat in bians 49 staat (bijna onderaan de linker bladzijde). Hopelijk maakt dit het wat duidelijker. Deze vraag is wel een erg lastige vraag trouwens.
@@WouterRenkema ah oke, ik vond het moeilijk om zelf te bedenken dat het H2CO3 zou zijn, had eerder verwacht dat ze bedoelde dat CO2 met H2O. maar bedankt voor de reactie
6,1 op dit examen heel erg moeilijk examen
Geachte meneer,
Ik heb een vraag die bij dit examen hoort, vraag 2. Ik had, bij PCB 126 moleculen zijn geen C_CL bindingen die naast elkaar liggen, bij PCB 54 wel. De chlooratomen bij PCB 54 moleculen hebben een partiële lading, waardoor de chlooratomen een negatieve lading hebben. Daardoor zouden de chlooratomen elkaar afstoten in PCB 54 moleculen. Dus kunnen PCB moleculen de platte vorm niet aannemen en PCB 126 moleculen wel.
Ik hoop dat het helder is voor u.
Ik zie uw reactie graag tegemoet.
Met vriendelijke groet,
Waarschijnlijk is je antwoord 1 punt waard. Om een plat molecuul te krijgen moeten de benzeenringen (die vlak zijn( in hetzelfde vlak komen te liggen. Dat moet volgens het correctiemodel in het antwoord staan en dat staat er bij jou niet helemaal. Het gedeelte van je antwoord met de partiele negatieve lading van de chlooratomen is wel helemaal goed.
@@scheikundechallenge7762 dankuwel voor de snelle reactie! Heeft u toevallig een filmpje over platte moleculen?
@@scheikundechallenge7762 Ik heb alleen maar vraag 1 en 2 fout, heeft u toevallig ook een filmpje over hoe ik structuurisomeren kan herkennen?
@@user-gw4yt6ju4x Hier staat de VSEPR theorie th-cam.com/video/oHpLrOxe77M/w-d-xo.html daarmee kun je ook afleiden of een molecuul plat is.
@@user-gw4yt6ju4x Dan heb je het heel goed gemaakt! Bij structuurisomeren heb je verschillende stoffen als je 2D kijkt (dus zonder rekening te houden met stereo-isomeren). Dat betekent in dit voorbeeld dat de Cl-atomen op een ander plek zitten. Daar is niet echt een speciaal filmpje over helaas,
Ik dacht bij vraag 1 bij PCB dat 2 en 6 niet hetzelfde waren omdat het molecuul door de dubbele bindingen niet symmetrisch is over een horizontale lijn, hoe zit dat?
Als je bij dat molecuul een horizontale as denkt tussen C 4 en C 4'en je draait het hele molecuul 180 graden rond deze as, dan valt C6 op C2. Ik hoop dat je begrijpt wat ik daarmee bedoel.
@@WouterRenkema Nog niet helemaal, ik dacht dat dan de dubbele bindingen ook mee zouden draaien en het niet meer hetzelfde molecuul zou zijn
Ik snap de verwarring. Je moet de benzeenringen als een geheel zien. Meestal worden de drie dubbele bindingen in de ring ook in een rondje getekend. C6 en C2 zijn beiden het tweede C atoom als je het C-atoom waarmee de ringen aan elkaar zitten als eerste C atoom ziet.
Hoi, vraagje bij de berekening van vraag 7: Waarom wordt het eindantwoord gegeven in 3 significante cijfers? (In binas staat namelijk de Kz in maar 2 significante cijfers) dus ik heb mijn antwoord gegeven in twee significante cijfers (pH = 3,8)
Je hebt gelijk dat je in 2 signfiicante cijfers moet antwoorden, Bij pH waarden zijn alleen de cijfers na de komma significante cijfers. Het antwoord pH=3,8 zou dus maar 1 significant cijfer hebben.
@@WouterRenkema Nog een vraagje: Mag je bij vraag 15 ook zeggen dat de -OH-binding zorgt voor de partiële positieve/negatieve ladingen i.p.v. de ==O-binding?
@@ennovanbaars330 dat zou op zich kunnen, de H va nde OH groep heeft ook een partiele + lading. Als je kijkt naar de figuur op de bijlage (bij vraag 16 in beeld), dan zie je dat de de C van de C+O groep in de buurt van de S- zit. Vandaar dat dat het antwoord is.
@@WouterRenkema ah, top Dankjewel.
Hoe moest je bij vraag 11 weten dat je structuurformules moest gebruiken want dat staat nergens in de vraag
Klopt, dat hadden ze er inderdaad in de vraag bij moeten zetten. Bij koolstofverbindingen vragen ze vrijwel altijd naar structuurformules.
@@WouterRenkema oke, dankuwel!
Hi! Bij vraag 12, waarom worden de antwoorden tussendoor al afgerond?
Je rekent inderdaad door met de getallen die in je rekenmachine staan, je mag het wel afgerond opschrijven. Als je tussendoor afrondt, gebruik dan een significant cijfer meer dan het eindantwoord, dat is ook toegestaan. In de correctiemodellen gebruiken de examenmakers de getallen uit ScienceData en die zijn soms wat meer afgerond dan de cijfers in binas. Tussendoor niet afronden en ook op papier het in veel cijfers laten staan, is natuurlijk helemaal goed.
Een n term van 2,4 😂