Er wordt hier dus gezegd dat moleculen die waterstofbruggen kunnen vormen een hoger kookpunt hebben dan moleculen (met ongeveer dezelfde massa) die geen waterstofbruggen kunnen vormen. Als er sprake is van een verschil in wel of geen waterstofbruggen kunnen vormen, speelt het massaverschil dan helemaal niet meer mee in het kookpunt-verschil-bepalen?
Hoi Lucas, goede vraag! Waterstofbruggen zijn ongeveer de sterkste bindingen die er in de natuur voorkomen en dus hebben moleculen die een waterstofbrug kunnen vormen ook altijd een hoger kookpunt. Dit is dus bijvoorbeeld waarom water, een heel erg klein en licht molecuul, alsnog een kookpunt van 100 graden heeft.
Stel dat je een klein molecuul hebt met één OH-groep die dus waterstofbruggen kan maken. Verder heb je nog een erg groot (met dus een grote massa) molecuul zonder zo'n groep. Is dan alsnog het kleine molecuul sterker? Met andere woorden, hoe groot moet je de verhouding zien met betrekking tot de sterkte van waterstofbruggen ten opzichte van de massa?
Meer eindexamen uitlegvideo's van scheikunde bekijken? Kijk op Digistudies.nl.
Dank u wel. Dit heeft me echt geholpen 💪🏼
Fijn om te horen, Jesse! Succes met leren 💥
Strijder jonge wat een strijder bent u
Er wordt hier dus gezegd dat moleculen die waterstofbruggen kunnen vormen een hoger kookpunt hebben dan moleculen (met ongeveer dezelfde massa) die geen waterstofbruggen kunnen vormen. Als er sprake is van een verschil in wel of geen waterstofbruggen kunnen vormen, speelt het massaverschil dan helemaal niet meer mee in het kookpunt-verschil-bepalen?
Hoi Lucas, goede vraag! Waterstofbruggen zijn ongeveer de sterkste bindingen die er in de natuur voorkomen en dus hebben moleculen die een waterstofbrug kunnen vormen ook altijd een hoger kookpunt. Dit is dus bijvoorbeeld waarom water, een heel erg klein en licht molecuul, alsnog een kookpunt van 100 graden heeft.
Erg bedankt!
Kan de H atoom bovenaan die laatste moleculen dan ook een waterstofbrug maken met het N atoom van de volgende molecuul?
ja
Stel dat je een klein molecuul hebt met één OH-groep die dus waterstofbruggen kan maken. Verder heb je nog een erg groot (met dus een grote massa) molecuul zonder zo'n groep. Is dan alsnog het kleine molecuul sterker? Met andere woorden, hoe groot moet je de verhouding zien met betrekking tot de sterkte van waterstofbruggen ten opzichte van de massa?
goeie vraag
h20 heeft een massa van 18 u en C4H10 heeft een massa van 58 u toch is de kookpunt van water hoger namelijk h20=373 k en c4h10=273 k
Waterstofbruggen zijn sterker dan gewone polaire bindingen. Ligt dit puur aan het verschil in ENW?
Er is een sterkere binding tussen OH en NH groepen omdat die atoomsoorten sterker aan elkaar trekken vanwege het verschil in elektro negativeit
waarom worden vdw bindingen met een stippellijn aangegeven :(
Omdat ze breekbaar zijn denk ik
Thx
Redder in nood fr