3. Hoe staat de belastingdienst hiertegenover?

แชร์
ฝัง
  • เผยแพร่เมื่อ 9 ม.ค. 2025
  • Ik begrijp dat om de 3%-regel toe te passen de belastingplichtige individueel en definitief verworven rechten gaat moeten aantonen. Wat wordt daar eigenlijk precies mee bedoeld?
    Men moet kunnen aantonen dat er sprake is van pensioenopbouw van individueel en definitief verworven rechten. Dit komt er op neer dat men het algemeen fiscaal rechtsbeginsel non bis in idem (dat wil zeggen: geen tweemaal belasting over hetzelfde inkomen) moet kunnen aantonen. Dit kunnen we alleen maar doen naar aanleiding van een analyse van het pensioenreglement. Het zal erop neerkomen dat men moet aantonen dat men reeds verworven rechten had tijdens de opbouw van een pensioen als dusdanig.
    Een aantal voorbeelden van voorwaarden van verworven rechten:
    1. Ik moet beginnen met de Nederlandse fiscale regel, de zogenaamde omkeerregel, die anders is dan onze Belgische fiscale benadering van de opbouw van de extra wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen. In Nederland is het zo dat naast het loon de premie voor de pensioenopbouw geacht wordt een onmiddellijk verworven salaris te zijn. Met andere woorden: het komt in het vermogen van de werknemer en het gaat dan in een tweede instantie van wat zijn vermogen is geworden terug uit zijn vermogen en zal betaald worden aan een pensioenfonds bijvoorbeeld. Dat is een totaal andere regel dan in België. In België is het zo dat in de regel die premiebetaling helemaal niet in het vermogen komt van de betrokken werknemer maar rechtstreeks en afzonderlijk wordt betaald aan een pensioenfonds of aan een groepsverzekering. Dat is dus de eerste grote voorwaarde die aangetoond moet kunnen worden. In de meeste gevallen van de Nederlandse pensioenopbouw is dit een voorwaarde die zondermeer zal kunnen worden aangetoond, behoudens enkele uitzonderingen.
    2. Een tweede voorwaarde die bekeken moet worden, is hoe het zit met het verval van rechten. Daar was het tot 2004 van belang dat men kon aantonen dat men in geval dat de betrokken werknemer ontslagen zou worden wegens een zware fout, wat een zeer extreme omstandigheid is, dat hij dan ondanks zijn ontslag toch zijn rechten op pensioen behield. In België was dat tot die tijd anders, maar dat is in België dus aangepast maar op een andere manier dan in Nederland doordat men in de WAP, de zogenaamde Wet op de Aanvullende Pensioenen, een behoud van rechten heeft voorzien zonder taxatie vanaf het jaar 2004. Daar gaan we later nog iets dieper op in.
    3. Een derde voorwaarde die ik toch even wil citeren, die van groot belang is en die ook totaal anders is dan in België, is dat in Nederland destijds op grond van de pensioen- en spaarfondsenwet de mogelijkheid bestaat en bestond dat iemand die pensioen opbouwt wel een beslag kan ondergaan door zijn schuldeisers op die pensioenopbouw die hij als dusdanig heeft gepleegd. Dat is niet het geval in België. In België is pensioenopbouw in de regel onbeslagbaar. Dat is dus een zeer duidelijk en zeer groot juridisch verschil tussen de manieren van opbouw in België en in Nederland.
    Dus dat zijn de voorwaarden die aangetoond moeten kunnen worden om te kunnen spreken van verworven rechten. Deze stelling is bij herhaling bevestigd in de rechtspraak. Ik denk wel dat we in deze kunnen spreken van vaststaande rechtspraak. Niet alleen op niveau van de rechtbanken van eerste aanleg, meer bepaald in Antwerpen, maar ook op niveau van de hoven van beroep, zowel in Antwerpen, Gent als Brussel tegenwoordig. Ik denk dat ik nog kan verwijzen naar een zeer duidelijk arrest van 29 juni 2016 bij het Hof van Beroep in Brussel, dat nog eens heel duidelijk uitgelegd heeft waar het op staat indien men ertoe wil komen dat een periodieke uitkering in België als dusdanig slechts belast is voor 3% van het prijsgegeven kapitaal.
    Last but not least natuurlijk het fameuze cassatie-arrest dat in deze toch wel toonaangevend was. Dat is het cassatie-arrest van 12 november 2009, waarin het Hof van Cassatie destijds een aantal standpunten van de belastingdienst heeft neergehaald die ze toen al jaren probeerden te poneren. Meer bepaald was dat het standpunt van de problematiek van de onbeschikbaarheid enerzijds en van de collectieve pensioenregeling anderzijds, die natuurlijk in schril contrast stond met de voorwaarde van individueel en definitief verworven rechten.

ความคิดเห็น •