Geert Hofstede, Het belang van verschillende landenculturen 1

แชร์
ฝัง
  • เผยแพร่เมื่อ 9 ม.ค. 2025
  • Na de Tweede Wereldoorlog is onderzoek naar landenculturen in de sociale wetenschappen lange tijd taboe geweest. Enigszins begrijpelijk, want de retoriek rondom volksaard lag nog vers in het geheugen. Hofstede was degene die het belang van nationale cultuur weer op de onderzoeksagenda heeft gezet en dat meteen zo overtuigend deed, gesteund op veel data en met up-to-date statistische methoden verwerkt, dat niemand er nog omheen kon. De data kreeg hij min of meer toevallig in de schoot geworpen aan het eind van de jaren zestig.
    Tot de dag van vandaag blijft Hofstede schaven aan zijn inzichten en wordt de tekst van zijn grote boek, in Nederlandse vertaling Allemaal andersdenkenden; Omgaan met cultuurverschillen, met regelmaat herzien. Hij wordt nu als auteur bijgestaan door zijn zoon Gert Jan Hofstede en door de Bulgaarse wetenschapper Michael Minkow. Mijn meest recente editie (geheel herzien én ingekort!) dateert uit 2016, een uitgave van Business Contact.
    Het was me, als cultuuronderzoeker op heel bescheiden schaal, een grote eer om Hofstede eerder dit jaar uitvoerig te mogen interviewen. Hier een weergave van het eerste deel. In het volgende nummer van dit magazine het vervolg.
    Een markante loopbaan
    Professor, hoe bent u eigenlijk cultuuronderzoeker geworden? Dat was zo kort na de oorlog toch geen populaire studie?
    Dat is juist, ik studeerde aan de Technische Hogeschool in Delft en kreeg daar een opleiding tot werktuigbouwkundig ingenieur. In die functie heb ik een tiental jaren gewerkt, maar ik kreeg geleidelijk meer belangstelling voor de menselijke factor dan voor de technische kant. Later begreep ik dat dit al een beetje in de familie zat. Op een bepaald moment had ik een baan in een textielfabriek en kreeg een directeur die ook hoogleraar was in Rotterdam. Hij begreep mijn ambitie. Als je mij eerst helpt om de fabriek op orde te krijgen, zei hij, zal ik je helpen om in de sociale wetenschappen te studeren. Zo is geschied: ik kon in de fabriek halftijds blijven werken en met een beurs sociale psychologie gaan studeren in Groningen. Er was toen net een wet gekomen die toeliet te promoveren in een ander vakgebied dan waarvoor je was opgeleid. Ik schreef een dissertatie over de invloed van budgettering in organisaties op mensen, dus dat had nog vrijwel niets met cultuur te maken.
    Voor dat onderzoek ging ik ook bij IBM interviews afnemen en daar vond men iemand interessant die als ingenieur ook over enige kunde inzake sociale psychologie beschikt. Zo kwam ik bij hen te werken in de personeelsafdeling Europa, die toen ook Zuid-Afrika en Midden-Oosten omvatte. IBM was wel een bijzonder bedrijf. De oprichter Watson behoorde tot de quakers, progressieve christenen die niet menen het allemaal te weten, maar die het vragen aan elkaar. Het was in de mode om opinieonderzoeken te doen onder het personeel. Daar heb ik aan meegewerkt en het onderzoek hier en daar methodologisch bijgestuurd. Na zes jaar kreeg ik een aanbieding voor een sabbatical aan de Business School in Lausanne. Het aanvankelijke jaar werd twee jaar.
    Een belangrijk moment was toen ik besefte dat de verschillen tussen mijn Duitse en Franse medestudenten in Lausanne overeenkwamen met de verschillen die ik tussen die nationaliteiten ook binnen IBM had waargenomen. Na mijn sabbatical ging ik weer bij IBM aan het werk en was ik betrokken bij een grootschalige enquête, wereldwijd, waarin de medewerkers bevraagd werden over een enorm aantal onderwerpen. Maar op een gegeven moment kreeg ik een nieuwe Amerikaanse manager, die me vertelde dat hij bijzondere plannen voor mij had. Maar ik heb altijd mijn eigen plannen gehad en dat waren niet dezelfde. Ik ging toen werken bij een pas opgericht Europees instituut in Brussel, waar ik de laatste hand legde aan mijn wetenschappelijk hoofdwerk Culture’s Consequences (1980). Daarmee lag ik voor, maar let wel: ik was toen al 52. Mijn onderzoekslijn was toen trouwens niet evident. Ik had het bijvoorbeeld over ‘dimensies’ en dat werd toch meer gekoppeld aan de ingenieur dan aan de sociale wetenschap. Nu nog wordt mijn werk in Nederland meer in het hoger beroepsonderwijs gebruikt dan aan de universiteit. Ik had ook steeds een praktisch oogmerk.
    Maar met uw boek uit 1980 kreeg u toch een grote internationale bekendheid? U bent in Nederlander de sociale wetenschapper waar in wetenschappelijke publicaties wereldwijd het meest naar verwezen wordt.
    Vanzelf ging het niet. Ik had van uitgevers al vijftien afwijzingen gekregen toen Sage Publications liet weten dat zij belangstelling hadden. Wat trouwens wel grappig was: op dezelfde dag dat ik van de directeur van Sage dat bericht kreeg, ontving ik van hun redacteur een afwijzing: het paste niet in hun fonds.

ความคิดเห็น •