De bewering, aan het slot van het verhaal, dat tekstconstitutie een negentiende-eeuwse tak van onderzoek is, en dat we sedertdien klaar zijn, is een beetje bevreemdend. Er is sinds ongeveer 1960 een gouden tijd van nieuwe tekstresearch geweest, resulterend in teksten zoals Barret's Hippolytus, Diggle's driedelige Euripides en ook veel werk aan grote Latijnse dichters als Catullus en Propertius.
Er liggen misschien wel wat mogelijkheden in het gebruik van taalkundige en statistische algoritmen om deze teksten te onderzoeken. Je kunt dan op grote schaal patronen opsporen, van syntactische of semantische aard. Is dit gedaan?
De bewering, aan het slot van het verhaal, dat tekstconstitutie een negentiende-eeuwse tak van onderzoek is, en dat we sedertdien klaar zijn, is een beetje bevreemdend. Er is sinds ongeveer 1960 een gouden tijd van nieuwe tekstresearch geweest, resulterend in teksten zoals Barret's Hippolytus, Diggle's driedelige Euripides en ook veel werk aan grote Latijnse dichters als Catullus en Propertius.
Er liggen misschien wel wat mogelijkheden in het gebruik van taalkundige en statistische algoritmen om deze teksten te onderzoeken. Je kunt dan op grote schaal patronen opsporen, van syntactische of semantische aard. Is dit gedaan?