Lukas 14__De nodiging tot het grote avondmaal__
ฝัง
- เผยแพร่เมื่อ 2 ก.พ. 2025
- 𝐏𝐬𝐚𝐥𝐦 𝟏𝟏𝟗 𝐯𝐞𝐫𝐬 𝟔𝟕 3:41
𝐌𝐚𝐚𝐤 𝐢𝐧 𝐔𝐰 𝐰𝐨𝐨𝐫𝐝 𝐦𝐢𝐣𝐧 𝐠𝐚𝐧𝐠 𝐞𝐧 𝐭𝐫𝐞𝐝𝐞𝐧 𝐯𝐚𝐬𝐭,
𝐎𝐩𝐝𝐚𝐭 𝐢𝐤 𝐦𝐢𝐣 𝐧𝐢𝐞𝐭 𝐯𝐚𝐧 𝐔𝐰 𝐩𝐚𝐚̂𝐧 𝐦𝐨𝐨𝐠' 𝐤𝐞𝐫𝐞𝐧;
𝐄𝐧 𝐰𝐨𝐫𝐝𝐭 𝐦𝐢𝐣𝐧 𝐯𝐥𝐞𝐞𝐬 𝐝𝐨𝐨𝐫 '𝐭 𝐤𝐰𝐚𝐝𝐞 𝐥𝐢𝐜𝐡𝐭 𝐯𝐞𝐫𝐫𝐚𝐬𝐭,
𝐀𝐢, 𝐥𝐚𝐚𝐭 𝐡𝐞𝐭 𝐦𝐢𝐣 𝐭𝐨𝐜𝐡 𝐧𝐢𝐦𝐦𝐞𝐫 𝐨𝐯𝐞𝐫𝐡𝐞𝐫𝐞𝐧.
𝐕𝐞𝐫𝐥𝐨𝐬 𝐦𝐢𝐣, 𝐇𝐄𝐄𝐑𝐄, 𝐯𝐚𝐧 '𝐬 𝐦𝐞𝐧𝐬𝐞𝐧 𝐨𝐯𝐞𝐫𝐥𝐚𝐬𝐭,
𝐃𝐚𝐧 𝐳𝐚𝐥 𝐢𝐤 𝐔, 𝐧𝐚𝐚𝐫 𝐔𝐰 𝐛𝐞𝐯𝐞𝐥𝐞𝐧, 𝐞𝐫𝐞𝐧.
𝐯𝐞𝐫𝐬 𝟓𝟑
𝐔𝐰 𝐰𝐨𝐨𝐫𝐝 𝐢𝐬 𝐦𝐢𝐣 𝐞𝐞𝐧 𝐥𝐚𝐦𝐩 𝐯𝐨𝐨𝐫 𝐦𝐢𝐣𝐧𝐞𝐧 𝐯𝐨𝐞𝐭,
𝐌𝐢𝐣𝐧 𝐩𝐚𝐝 𝐭𝐞𝐧 𝐥𝐢𝐜𝐡𝐭, 𝐨𝐦 '𝐭 𝐝𝐨𝐧𝐤𝐞𝐫 𝐨𝐩 𝐭𝐞 𝐤𝐥𝐚𝐫𝐞𝐧.
𝐈𝐤 𝐳𝐰𝐨𝐞𝐫, 𝐞𝐧 𝐳𝐚𝐥 𝐝𝐢𝐭 𝐦𝐞𝐭 𝐞𝐞𝐧 𝐛𝐥𝐢𝐣 𝐠𝐞𝐦𝐨𝐞𝐝
𝐁𝐞𝐯𝐞𝐬𝐭𝐢𝐠𝐞𝐧, 𝐢𝐧 𝐚𝐥 𝐦𝐢𝐣𝐧 𝐥𝐞𝐯𝐞𝐧𝐬𝐣𝐚𝐫𝐞𝐧,
𝐃𝐚𝐭 𝐢𝐤 𝐔𝐰 𝐰𝐞𝐭, 𝐝𝐢𝐞 𝐡𝐞𝐢𝐥𝐢𝐠 𝐢𝐬 𝐞𝐧 𝐠𝐨𝐞𝐝,
𝐃𝐨𝐨𝐫 𝐔𝐰 𝐠𝐞𝐧𝐚̂ 𝐛𝐞𝐬𝐭𝐞𝐧𝐝𝐢𝐠 𝐳𝐚𝐥 𝐛𝐞𝐰𝐚𝐫𝐞𝐧.
Lukas 14
7 En Hij zeide tot de genoden een gelijkenis, aanmerkende, hoe zij de vooraanzittingen verkozen; zeggende tot hen:
8 Wanneer gij van iemand ter bruiloft genood zult zijn, zo zet u niet in de eerste zitplaats; opdat niet misschien een waardiger dan gij van hem genood zij;
9 En hij, komende, die u en hem genood heeft, tot u zegge: Geef dezen plaats; en gij alsdan zoudt beginnen met schaamte de laatste plaats te houden.
10 Maar wanneer gij genood zult zijn, ga heen en zet u in de laatste plaats; opdat, wanneer hij komt, die u genood heeft, hij tot u zegge: Vriend, ga hoger op. Alsdan zal het u eer zijn voor degenen, die met u aanzitten.
11 Want een iegelijk, die zichzelven verhoogt, zal vernederd worden; en die zichzelven vernedert, zal verhoogd worden.
12 En Hij zeide ook tot dengene, die Hem genood had: Wanneer gij een middagmaal of avondmaal zult houden, zo roep niet uw vrienden, noch uw broeders, noch uw magen, noch uw rijke geburen; opdat ook dezelve u niet te eniger tijd wedernoden, en u vergelding geschiede.
13 Maar wanneer gij een maaltijd zult houden, zo nood armen, verminkten, kreupelen, blinden;
14 En gij zult zalig zijn, omdat zij niet hebben, om u te vergelden; want het zal u vergolden worden in de opstanding der rechtvaardigen.
15 En als een van degenen, die mede aanzaten, deze dingen hoorde, zeide hij tot Hem: Zalig is hij, die brood eet in het Koninkrijk Gods.
16 Maar Hij zeide tot hem: Een zeker mens bereidde een groot avondmaal, en hij noodde er velen.
17 En hij zond zijn dienstknecht uit ten ure des avondmaals, om den genoden te zeggen: Komt, want alle dingen zijn nu gereed.
18 En zij begonnen allen zich eendrachtelijk te ontschuldigen. De eerste zeide tot hem: Ik heb een akker gekocht, en het is nodig, dat ik uitga, en hem bezie; ik bid u, houd mij voor verontschuldigd.
19 En een ander zeide: Ik heb vijf juk ossen gekocht, en ik ga heen, om die te beproeven; ik bid u, houd mij voor verontschuldigd.
20 En een ander zeide: Ik heb een vrouw getrouwd, en daarom kan ik niet komen.
21 En dezelve dienstknecht weder gekomen zijnde, boodschapte deze dingen zijn heer. Toen werd de heer des huizes toornig, en zeide tot zijn dienstknecht: Ga haastelijk uit in de straten en wijken der stad, en breng de armen, en verminkten, en kreupelen, en blinden hier in.
22 En de dienstknecht zeide: Heere, het is geschied, gelijk gij bevolen hebt, en nog is er plaats.
23 En de heer zeide tot den dienstknecht: Ga uit in de wegen en heggen; en dwing ze in te komen, opdat mijn huis vol worde;
24 Want ik zeg ulieden, dat niemand van die mannen, die genood waren, mijn avondmaal smaken zal.
25 En vele scharen gingen met Hem; en Hij, Zich omkerende, zeide tot hen:
26 Indien iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn.
27 En wie zijn kruis niet draagt, en Mij navolgt, die kan Mijn discipel niet zijn.
28 Want wie van u, willende een toren bouwen, zit niet eerst neder, en overrekent de kosten, of hij ook heeft, hetgeen tot volmaking nodig is?
29 Opdat niet misschien, als hij het fondament gelegd heeft, en niet kan voleindigen, allen, die het zien, hem beginnen te bespotten.
30 Zeggende: Deze mens heeft begonnen te bouwen, en heeft niet kunnen voleindigen.
31 Of wat koning, gaande naar den krijg, om tegen een anderen koning te slaan, zit niet eerst neder, en beraadslaagt, of hij machtig is met tien duizend te ontmoeten dengene, die met twintig duizend tegen hem komt?
32 Anderszins zendt hij gezanten uit, terwijl degene nog verre is, en begeert, hetgeen tot vrede dient.
33 Alzo dan een iegelijk van u, die niet verlaat alles, wat hij heeft, die kan Mijn discipel niet zijn.
34 Het zout is goed; maar indien het zout smakeloos geworden is, waarmede zal het smakelijk gemaakt worden?
35 Het is noch tot het land, noch tot den mesthoop bekwaam; men werpt het weg. Wie oren heeft, om te horen, die hore. - เพลง
Volgende maal d.v. een gedeelte vanuit Lukas 3 vers 1-22 lezen.
Waarin het woord Gods tot Johannes de zoon van Zacharias komt, predikende scherpelijk bekering en geloof.
Onverbloemd dien bijl die alrede aan de wortel van ieders boom ligt.
We zien tevens in het gedeelte waarin de Heere Jezus word gedoopt.
We hadden graag deze week deze Bijbeloverdenking willen doen. Maar alles kan niet in èèn keer. Dus hebben we nu meer tijd over voor de voorbereiding die even belangrijk is. Als mede de vrijmoedigheid van boven.
Zingen Psalm 106 Vers 1
Looft God, den trouwen Opperheer;
Geeft, geeft Hem vrolijk roem en eer,
Wiens goedheid perken kent, noch palen.
Maar wie, hoe hoog verlicht hij zij,
Wie kan Zijn mogendheên verhalen,
Zijn lof verbreiden naar waardij?
Vers 2
Welzalig elk, die 't recht betracht,
Die t' allen tijd' Zijn wetten acht.
O HEERE, laat mij, naar 't welbehagen,
Dat G' in Uw volk steeds hebt getoond,
Ook roem op Uw bescherming dragen,
En met Uw zegen zijn bekroond.
Vers 3
Geef dat mijn oog het goed' aanschouw',
't Welk Gij, uit onbezweken trouw,
Uw uitverkoor'nen toe wilt voegen;
Opdat ik U mijn rotssteen noem',
En delend in Uws volks genoegen,
Mij met Uw erfdeel blij beroem'.
Vers 4
Wij hebben God op 't hoogst misdaan;
Wij zijn van 't heilspoor afgegaan;
Ja, wij en onze vaad'ren tevens,
Verzuimend' alle trouw en plicht,
Vergramden God, den God des levens,
Die zoveel wond'ren had verricht.
Erg mooi, genietend van het orgelspel, en de meditatie.
Wat is het zalig om het laagste plekje te mogen innemen, bij de mens onmogelijk, als het Gods werk wordt gaat het vanzelf.
Volgens mij heb je geeen noten boek nodig en speel je aalles uit je hoofd. Akkoorden met harmonie er in .
Bij psalm 119 kwam er nog zomaar een regeltje bij inderdaad. Een soort harmonische improvisatie.
Kon de tekst niet meer helemaal vinden.
Plechtig zwijgen zoete vrede / Heerst er nog om ‘s Heilands graf.
Uit een boekje spelen daar word een mens maar lui van.
Hersens zijn er om ze te laten werken, dat geeft voldoening.
Maar als je geen foutjes wil spelen is een boek handig.