Hoi Niet echt. Maar aangezien je een bepaling wilt doen van de stof in de erlenmeyer, is dat meestal de gevraagde stof. De stof in de buret gebruik je voor die bepaling, dus dat is meestal de gegeven stof. Van de stof in de buret is meestal molariteit en volume gegeven. Dat geeft je het aantal mol. De reactievergelijking geeft je de molverhouding etc. Dan ben je meestal al een goed eind op weg. Succes met scheikunde!
Waarom is bij 6:37 het aantal mol 0,00284 bij de eerste reactie, terwijl er een 2 staat? Moet het aantal mol volgens de verhouding niet verdubbelt worden?
Een molverhouding geldt BINNEN een reactievergelijking. Dus als je een hoeveelheid van de ene naar de andere vergelijking omzet, neem je hetzelfde getal. Bekijk het eens zo: Bij het oplossen van H2SO4 ontstaat 2x zoveel mol H3O+. Als je dat mengt met NaOH, krijg je toch niet ineens een andere hoeveelheid H3O+ omdat het in de andere vergelijking 1 : 1 reageert? Hopelijk zo wat duidelijker Succes met scheikunde
Een molverhouding geldt BINNEN een reactievergelijking. Dus als je een hoeveelheid van de ene naar de andere vergelijking omzet, neem je hetzelfde getal. Bekijk het eens zo: Bij het oplossen van H2SO4 ontstaat 2x zoveel mol H3O+. Als je dat mengt met NaOH, krijg je toch niet ineens een andere hoeveelheid H3O+ omdat het in de andere vergelijking 1 : 1 reageert? Hopelijk zo wat duidelijker Succes met scheikunde
Dat kan ook. Waar het om gaat is dat je bij berekeningen checkt of eenheden bij elkaar passen. c = 0,0998 M = 0,0998 mol/L V = 28,50 mL Liter en milliliter, dus dat past niet. Dus twee mogelijkheden: Of je past het volume aan, dus 0,02850 L. Dit heb ik hier gedaan. Het antwoord is dan in mol. Of je leest c = 0,0998 M als mmol/mL. Dan is het antwoord in mmol. Allebei goed. Belangrijk is dus dat je bij je berekening bij elk getal de eenheden opschrijft, zodat je laat zien dat je de eenheden "passend" hebt gemaakt. Succes met scheikunde!
6:12 - Hier is er bij het oxonium-ion 0.00284 mol. Hoezo is dit aantal hetzelfde bij de reactie 1 in zwavelzuur, want daar staat voor 2 oxonium-ionen hetzelfde aantal mol, als bij een oxonium ion in reactie 3.
Hoi, Ik begrijp je vraag niet zo goed. Misschien is het dit: De molverhouding geldt BINNEN een reactie. Als je van de ene naar de andere reactie gaat, moet je die hoeveelheid overnemen. Vandaar dat je ook ziet dat ik de molverhouding 1 : 2 bij 7:10 wel gebruik. Hopelijk zo wat duidelijker. Succes met scheikunde!
Is het niet zo dat een oplossing zwavelzuur genoteerd wordt als: HSO4- (aq) + H3O+ (aq) het zwavelzuur zal 1 H+ ion afstaan maar HSO4- is immers een zwak zuur dus zal geen H+-ionen afstaan... en dit heeft gevolgen voor de reactievergelijking
Hoi Heb je gelijk in. In de meeste berekeningen wordt het echter versimpeld en wordt er gezegd dat "zwavelzuur een tweewaardig sterk zuur" is. Dat is een versimpeling, maar voor de meeste molariteiten kom je dan toch aardig goed uit voor de pH. Succes met scheikunde!
@@kemia aha, bedankt voor het antwoord, in opgave 46a houd de methode zich daar opeens niet meer aan en daardoor wordt de rest van de opgave ook erg moeilijk
Je doet en rotatie altijd in duplo. Als de metingen minder dan 0,1 mL van elkaar verschillen, zit je zeker goed. Kan zijn dat op middelbare scholen en iets grotere marge wordt aangehouden.
dikke s.o. naar u meneer; ik heb een 7 gehaald voor mn afgelopen se!
Bikkel! Goed gedaan, hoor.
Fijn dat ik je kon helpen.
Heeft u / Is er een stappenplan om te rekenen bij zuur-basetitratie?
Hoi
Niet echt. Maar aangezien je een bepaling wilt doen van de stof in de erlenmeyer, is dat meestal de gevraagde stof. De stof in de buret gebruik je voor die bepaling, dus dat is meestal de gegeven stof. Van de stof in de buret is meestal molariteit en volume gegeven. Dat geeft je het aantal mol. De reactievergelijking geeft je de molverhouding etc. Dan ben je meestal al een goed eind op weg.
Succes met scheikunde!
Waarom is in het voorbeeld de beginstand lager dan de eindstand?
Zo werken de meeste buretten. Van boven naar beneden loopt de stand op.
Waarom is bij 6:37 het aantal mol 0,00284 bij de eerste reactie, terwijl er een 2 staat? Moet het aantal mol volgens de verhouding niet verdubbelt worden?
Een molverhouding geldt BINNEN een reactievergelijking. Dus als je een hoeveelheid van de ene naar de andere vergelijking omzet, neem je hetzelfde getal.
Bekijk het eens zo:
Bij het oplossen van H2SO4 ontstaat 2x zoveel mol H3O+. Als je dat mengt met NaOH, krijg je toch niet ineens een andere hoeveelheid H3O+ omdat het in de andere vergelijking 1 : 1 reageert?
Hopelijk zo wat duidelijker
Succes met scheikunde
3:00 u noteert de formule als 1:1:2 maar die H3O moet toch met een 2tje ervoor want uit de eerdere reactie van zwavelzuur onstaat 2 H3O?
Een molverhouding geldt BINNEN een reactievergelijking. Dus als je een hoeveelheid van de ene naar de andere vergelijking omzet, neem je hetzelfde getal.
Bekijk het eens zo:
Bij het oplossen van H2SO4 ontstaat 2x zoveel mol H3O+. Als je dat mengt met NaOH, krijg je toch niet ineens een andere hoeveelheid H3O+ omdat het in de andere vergelijking 1 : 1 reageert?
Hopelijk zo wat duidelijker
Succes met scheikunde
Waarom heeft u die 28,50 mL omgezet in L en niet gelijk vermenigvildigd met die c?
Dat kan ook.
Waar het om gaat is dat je bij berekeningen checkt of eenheden bij elkaar passen.
c = 0,0998 M = 0,0998 mol/L
V = 28,50 mL
Liter en milliliter, dus dat past niet. Dus twee mogelijkheden:
Of je past het volume aan, dus 0,02850 L. Dit heb ik hier gedaan. Het antwoord is dan in mol.
Of je leest c = 0,0998 M als mmol/mL. Dan is het antwoord in mmol.
Allebei goed. Belangrijk is dus dat je bij je berekening bij elk getal de eenheden opschrijft, zodat je laat zien dat je de eenheden "passend" hebt gemaakt.
Succes met scheikunde!
6:12 - Hier is er bij het oxonium-ion 0.00284 mol. Hoezo is dit aantal hetzelfde bij de reactie 1 in zwavelzuur, want daar staat voor 2 oxonium-ionen hetzelfde aantal mol, als bij een oxonium ion in reactie 3.
Hoi,
Ik begrijp je vraag niet zo goed. Misschien is het dit:
De molverhouding geldt BINNEN een reactie. Als je van de ene naar de andere reactie gaat, moet je die hoeveelheid overnemen. Vandaar dat je ook ziet dat ik de molverhouding 1 : 2 bij 7:10 wel gebruik.
Hopelijk zo wat duidelijker.
Succes met scheikunde!
@@kemia super, dank u wel! Sorry voor de onduidelijke vraag
Is het niet zo dat een oplossing zwavelzuur genoteerd wordt als: HSO4- (aq) + H3O+ (aq)
het zwavelzuur zal 1 H+ ion afstaan maar HSO4- is immers een zwak zuur dus zal geen H+-ionen afstaan... en dit heeft gevolgen voor de reactievergelijking
Hoi
Heb je gelijk in. In de meeste berekeningen wordt het echter versimpeld en wordt er gezegd dat "zwavelzuur een tweewaardig sterk zuur" is. Dat is een versimpeling, maar voor de meeste molariteiten kom je dan toch aardig goed uit voor de pH.
Succes met scheikunde!
@@kemia aha, bedankt voor het antwoord, in opgave 46a houd de methode zich daar opeens niet meer aan en daardoor wordt de rest van de opgave ook erg moeilijk
Ja, dan is het zeker lastig
Welke methode gebruik je?
Chemie Overal
HELD
Wat was dat ook alweer dat je er tijdens de meting maar 0,1 mm naast mag zitten ofzo..dat ben ik even vergeten
0,1Ml * zoiets ik weet het allemaal niet meer zeker
Je doet en rotatie altijd in duplo. Als de metingen minder dan 0,1 mL van elkaar verschillen, zit je zeker goed. Kan zijn dat op middelbare scholen en iets grotere marge wordt aangehouden.