Antwoorden op de laatste opgave: A. 2 x 1200 = 2400 2440 --------- -40 -40 x 5 = -200 dus het efficiencyresultaat is 200 euro nadelig B. 5 x 2440 = 12200 11956 ---------- 244 Dus het prijsresultaat is 244 euro voordelig C. Als er minder grondstoffen worden gebruikt zouden de kosten automatisch ook minder worden.
op 9:52 wordt een fout gemaakt. Het is geen 96,- euro. Dat zou alleen zo zijn indien de grondstoffen 8,- per kilo zouden zijn i.p.v. per 3 kilo. Voorderest prima uitgelegd!
De formulering zoals in het rekenvoorbeeld gebruikt komt overeen met hoe dit op eindexamens M&O ook werd geformuleerd. Het voelt alsof het dus €8,- per 3 kilo is, maar "á €8" slaat impliciet op de kiloprijs. Geen fout dus, maar wel begrijpelijke verwarring!
Dankjewel!!!!! Dit heeft mij echt geholpen voor een lastige opgave.. vraag mij alleen nog af of dit voor zowel een AC als DC resultaat kan worden gebruikt voor de verschillenanalyse??????
Fijn om te horen! De verschillenanalyse zoals hier omschreven past het best bij absorption costing, maar je kunt het in principe ook bij direct costing of andere methodes toepassen. Zolang je je kernvragen maar gelijk houdt: Hoe veel grondstoffen/kosten hoorden bij deze afzet? Hoe veel grondstoffen/kosten heb ik in werkelijkheid gebruikt? Wat is het verschil? Is het verschil voordelig of nadelig?
@@MeesterPatrick Wat moet ik doen als de werkelijke hoeveelheid niet is gegeven? Bijvoorbeeld voor het berekenen van het prijsresultaat, zijn de werkelijke verbruikte manuren onbekend. Je weet alleen de standaardprijs per manuur (sp=70), standaard hoeveelheid (sh=14900) en de werkelijke prijs verbruikte manuren (wh*wp=1.072.000). Hierdoor kan je het prijsresultaat toch niet achterhalen aangezien de wh niet 'los' opzichzelf is gegeven? Hopelijk is mijn vraag duidelijk en ik hoop dat je mij kunt helpen.
@@naomikeizer2931 In deze situatie moet je het prijsresultaat op grote schaal berekenen. Al met al moet het neerkomen op de vergelijking tussen (wh×sp) en (wh×wp). Wh×wp heb je gekregen, 1.072.000 Sh×sp kun je berekenen: 70 x 14.900 = 1.043.000 Nu kun je de twee bedragen van elkaar afhalen en concluderen dat er al met al 29.000 meer betaald is dan standaard. Je weet alleen nog niet of die 29.000 extra kosten veroorzaakt zijn door een grotere prijs of een grotere hoeveelheid. Dat maakt dit voorbeeld wellicht wat lastig. In deze berekening is namelijk de wh gelijk aan de sh verondersteld.
@@MeesterPatrick er is gegeven dat er uitsluitend een prijsresultaat bestaat in deze situatie dus met deze berekening kom ik inderdaad op het goede antwoord, bedankt!
@@memerboyzz5330 jij zit niet helemaal goed: bij a moet je (2400-2440) x 5 doen, dan kom je op een nadelig efficiencyresultaat uit van €200. bij b moet je 12200(5 x 2400)-11956 doen, dan kom je op een nadelig prijsresultaat van 244
Waarmee moet je rekenen als de normale productie niet hetzelfde is als de verwachte productie? Bijvoorbeeld de normale productie is 400, de verwachte is 300 en de gerealiseerde is 350. als ik het gerealiseerde bezettingsresultaat wil berekenen, moet ik de verkochte kaarsen vergelijken met de normale of met de verwachtte productie?
Goede vraag! Bij een bezettingsresultaat vergelijk je áltijd met de normale productie als uitgangspunt. Als je een verwacht (begroot) bezettingsresultaat berekent, vergelijk je de verwachte productie met de normale productie, in jouw geval een onderbezetting van 100 producten. Als je een werkelijk (gerealiseerd) bezettingsresultaat berekent, vergelijk je de werkelijke productie met de normale productie, in jouw geval een onderbezetting van 50 producten. Na deze vergelijking druk je de over- of onderbezetting uit in een geldbedrag door het te vermenigvuldigen met de constante kosten per product (C/N).
Zelfs na 4 jaar nog een top video, zal me zeker helpen voor het examen morgen!
Succes morgen! Hopelijk is die een beetje te doen!
Antwoorden op de laatste opgave:
A. 2 x 1200 = 2400
2440
---------
-40
-40 x 5 = -200 dus het efficiencyresultaat is 200 euro nadelig
B. 5 x 2440 = 12200
11956
----------
244
Dus het prijsresultaat is 244 euro voordelig
C. Als er minder grondstoffen worden gebruikt zouden de kosten automatisch ook minder worden.
Geweldig filmpje Patrick, bedankt!
Joe!
op 9:52 wordt een fout gemaakt. Het is geen 96,- euro. Dat zou alleen zo zijn indien de grondstoffen 8,- per kilo zouden zijn i.p.v. per 3 kilo. Voorderest prima uitgelegd!
De formulering zoals in het rekenvoorbeeld gebruikt komt overeen met hoe dit op eindexamens M&O ook werd geformuleerd. Het voelt alsof het dus €8,- per 3 kilo is, maar "á €8" slaat impliciet op de kiloprijs. Geen fout dus, maar wel begrijpelijke verwarring!
@@evitadelafuente591 Ja, of duidelijker (dus dat ze gewoon letterlijk zeggen hoe veel het per kilo of per uur is.)
@@MeesterPatrickik zat net te denken ben ik gek
@@demian2876 Ja dat ook
biertje voor pat?
Precies, zonder patje komen we nergens met het examen zo
wat zijn de antwoorden van de oefenvraag?
goeie video!
wat een meesterwerk dit
Dankjewel!!!!! Dit heeft mij echt geholpen voor een lastige opgave.. vraag mij alleen nog af of dit voor zowel een AC als DC resultaat kan worden gebruikt voor de verschillenanalyse??????
Fijn om te horen! De verschillenanalyse zoals hier omschreven past het best bij absorption costing, maar je kunt het in principe ook bij direct costing of andere methodes toepassen. Zolang je je kernvragen maar gelijk houdt:
Hoe veel grondstoffen/kosten hoorden bij deze afzet?
Hoe veel grondstoffen/kosten heb ik in werkelijkheid gebruikt?
Wat is het verschil?
Is het verschil voordelig of nadelig?
@@MeesterPatrick Wat moet ik doen als de werkelijke hoeveelheid niet is gegeven? Bijvoorbeeld voor het berekenen van het prijsresultaat, zijn de werkelijke verbruikte manuren onbekend. Je weet alleen de standaardprijs per manuur (sp=70), standaard hoeveelheid (sh=14900) en de werkelijke prijs verbruikte manuren (wh*wp=1.072.000). Hierdoor kan je het prijsresultaat toch niet achterhalen aangezien de wh niet 'los' opzichzelf is gegeven? Hopelijk is mijn vraag duidelijk en ik hoop dat je mij kunt helpen.
@@naomikeizer2931 In deze situatie moet je het prijsresultaat op grote schaal berekenen. Al met al moet het neerkomen op de vergelijking tussen (wh×sp) en (wh×wp).
Wh×wp heb je gekregen, 1.072.000
Sh×sp kun je berekenen: 70 x 14.900 = 1.043.000
Nu kun je de twee bedragen van elkaar afhalen en concluderen dat er al met al 29.000 meer betaald is dan standaard.
Je weet alleen nog niet of die 29.000 extra kosten veroorzaakt zijn door een grotere prijs of een grotere hoeveelheid. Dat maakt dit voorbeeld wellicht wat lastig. In deze berekening is namelijk de wh gelijk aan de sh verondersteld.
@@MeesterPatrick er is gegeven dat er uitsluitend een prijsresultaat bestaat in deze situatie dus met deze berekening kom ik inderdaad op het goede antwoord, bedankt!
Waar kan ik de antwoorden vinden van de laatste opgave die wij zelf moeten maken?
a=40
b=voordelig €44
c= doordat er minder grondstoffen worden gebruikt zullen er ook minder kosten zijn
@@memerboyzz5330 jij zit niet helemaal goed: bij a moet je (2400-2440) x 5 doen, dan kom je op een nadelig efficiencyresultaat uit van €200. bij b moet je 12200(5 x 2400)-11956 doen, dan kom je op een nadelig prijsresultaat van 244
@@scottbarker9617 Dar is dan dus 244 voordelig, niet nadelig bij b.
Goed Patrick
Waarmee moet je rekenen als de normale productie niet hetzelfde is als de verwachte productie? Bijvoorbeeld de normale productie is 400, de verwachte is 300 en de gerealiseerde is 350. als ik het gerealiseerde bezettingsresultaat wil berekenen, moet ik de verkochte kaarsen vergelijken met de normale of met de verwachtte productie?
Goede vraag!
Bij een bezettingsresultaat vergelijk je áltijd met de normale productie als uitgangspunt.
Als je een verwacht (begroot) bezettingsresultaat berekent, vergelijk je de verwachte productie met de normale productie, in jouw geval een onderbezetting van 100 producten.
Als je een werkelijk (gerealiseerd) bezettingsresultaat berekent, vergelijk je de werkelijke productie met de normale productie, in jouw geval een onderbezetting van 50 producten.
Na deze vergelijking druk je de over- of onderbezetting uit in een geldbedrag door het te vermenigvuldigen met de constante kosten per product (C/N).
Koning