วีดีโอ

Graag gedaan. Blij dat je er iets aan hebt.

That's me, the entertainer. They even made a song for me: th-cam.com/video/TSoXBkF832I/w-d-xo.html

Neen, dat hangt af van de reactie, en de reactievergelijking. Hier hebben we respectievelijk 1 mol NiSO4 zal 1 mol BaSO4 geven, volgens de reactievergelijking, en dus hier zijn die gelijk, en kun je dat dus gewoon aftrekken.

Daar is niet direct een pasklaar antwoord op. Het hangt van de reactie en de vraagstelling af. Bij gasvorming - H2 of O2 in veel gevallen - moet je natuurlijk rekening houden met het feit dat je bijvoorbeeld 2 H's nodig hebt om H2 te vormen. Zelfde als je ergens een neerslag krijgt. Bijvoorbeeld (ik zeg maar iets hier) MgCl2. Hier moet je dus rekening houden met het feit dat je per Mg 2 Cl nodig hebt. Dus het hangt er allemaal vanaf wat de (half)reacties zijn en wat de vraag precies is.

Dat is omdat het CO3(2-) is, en dus H2CO3 vormt, met andere woorden, iedere CO3(2-) neutraliseert 2 H+, dus er verdwijnt 2 maal zoveel H+ als er CO3(2-) is. Er verdwijnt dus 2 keer 0.475*10^-3 H+, of 0.95*10-3 mol. Wat er voor zorgt dat je maar 0.05*10^-3 mol/100ml H+ over hebt. Teller en noemer *10 om op liter uit te komen geeft je 0.5*10^-3 mol/l H+.

Da's een heel verhaal. Ik heb in het middelbaar een A2 elektronica gehaald, en ben dan in ICT gerold. Als je in die tijd een printer kon aansluiten en werkende krijgen (niet zo simpel als nu) dan was je een specialist. Een boel cursussen gevolgd en dan voor consultancy firma's gaan werken. Ik heb toen ik 36 was de opleiding industrieel ingenieur gevolgd, met afstudeerrichting ICT-elektronica. En een extra pakket gedaan in ICT beveiliging. Om daarna precies hetzelfde te gaan doen als ik daarvoor deed :-) Maar een aantal jaar geleden ben ik uit ICT gestapt en nu ben ik zelfstandige.

haha, dank je!

Wel, ik hoop dat het goed gegaan is. Veel succes met de verdere studies alvast!

Nee hoor, we zijn effectief al 2024. Volgens de gregoriaanse kalender dan toch. De vraag is ook van 2024.

Het kan niet alleen zijn, het is ook gewoon zo. Goed gezien! Nu, het maakt voor de rest niet veel uit omdat ik die y toch niet echt nodig heb, maar juist is juist natuurlijk.

Inderdaad :-)

Haha, goed gezien. De eerste in een jaar tijd. Proficiat! Het komt toch uit omdat je dan V = 41 en J = 31 krijgt, dus 't verschil blijft 10. De redenering blijft wel dezelfde natuurlijk...

A kun je uitsluiten omdat x altijd gelijk is aan 2 (want a speelt geen rol in de berekening van x). Op de grafiek die ik op 't laatste toon zie dat de beide rechten steeds steiler worden, het zij met een positieve of een negatieve richtingscoëfficiënt, en het snijpunt dus respectievelijk steeds hoger of lager ligt. Dat sluit B uit, en ook C, aangezien je duidelijk kunt zien dat als a positief is, het snijpunt boven de x-as ligt, en voor aan negatieve a, het snijpunt onder de x-as ligt. Enfin, niet helemaal, maar grotendeels. Het punt is dat er per a waarde altijd 2 rechten zijn, en slechts 1 snijpunt, en dat het altijd een ander punt is, dus C is niet waar. En ja, A en C sluiten elkaar uit, maar 't is niet omdat 1 ding mis is dat het andere dan automatisch juist is. Ze zijn gewoon beide mis.

Excellente vraag waar ik geen antwoord op heb. Bij het toelatingsexamen voor arts, tandarts en dierenarts krijg je een formularium waar die waarden opstaan, dus ik dacht dat dit ook hier het geval zou wezen, maar dat blijkt niet zo. Toch niet op het formularium dat je kunt bekijken op de site www.ijkingstoets.be/. Mogelijks krijg je een beperkte rekenmachine op de computer? Het enige wat ik je kan aanraden is dat je die mensen zelf eens contacteert en die vraag aan hen stelt. Je kunt dit doen via dit formulier blijkbaar: www.ijkingstoets.be/contact Wacht er niet te lang mee, want ik neem aan dat ze wel niet direct gaan antwoorden...

Ok, ik heb ze zelf ook eens gemaild, en op het huidige formularium staat de waarde van ln(2) gegeven. Dat is tenminste wat ze me gemaild hebben... Je kunt ln van 0.35 schrijven als ln(0.7/2) = ln(0.7) - ln(2) Idem voor ln van 0.15: ln (0.3/2) = ln(0.3) - ln(2) Als je dat invult krijg je -2*(0.35*(ln(0.7) -ln(2)) + 0.15*(ln(0.3-ln(2))) -(0.7*ln(0.7) + 0.3*ln(0.3) - (0.7+0.3)*ln(2)) Uit het eerste weet je dat de eerste 2 termen gelijk moeten zijn aan -0.6, dus: 0.6 + ln(2) of 0.6 + 0.693 = 1.293 ~ 1.3

Niet zo ver, een viertal km in vogelvlucht tot het dichtste punt.

We passen L'Hopital toe, dus dat wil zeggen teller en noemer (apart) afleiden. De afgeleide van 1/sq(x) of x^(-1/2) = -1/2*x^(-1/2-1) = -1/2*x^(-3/2) = -1/2*1/sq(x^3).

@@DenIngenieur Merci!!

​@@anna-stasia9872 Graag gedaan.

Nee, dat kun je misschien op de officiële website vinden. www.ijkingstoets.be/

1 keer vragen is doorgaans wel voldoende...

@@DenIngenieur ok mijn excuses

Dat is dezelfde vraag als vraag 13 van burgerlijk ingenieur, wiskunde en fysica. Dat kun je ook zie op de pdf, hier te vinden: github.com/DenIngenieur/IJkingstoetsen

Proficiat! Graag gedaan, blij dat je er iets aan gehad hebt.

Proficiat! Blij dat de videos geholpen hebben.

Met een app die "Write on PDF" heet. Ik maak de pdf (als het niet het juiste formaat heeft) met libre office draw, save as pdf, en dan gebruik ik write on pdf om mijn oplossing erbij te schrijven. Om de videos op te nemen gebruik ik OBS studio, en de finishing touch is met shotcut.

Blij dat je er iets aan gehad hebt!

Ja, als ze die vrijgeven. Meestal is dat ergens eind augustus, begin september.

@@DenIngenieurokkkk

Wel, mijn oplossingen staan online. Vroeger dan verwacht feitelijk :-)

Graag gedaan. Succes alvast!

Tx. Succes!

Blij dat je dat vindt. Succes alvast!

@@DenIngenieur ik ga nu binnen in het lokaal 😆

@@pepijnprobeert4228 Succes!

Graag gedaan. Veel succes.

Graag gedaan. Veel succes morgen.

Wel, dan hoop ik van harte dat het dit jaar wel lukt. Veel succes alvast! Blij dat je er iets aan gehad hebt. En ik ken het probleem van een brede interesse :-) Ik weet niet of je veel tijd kwijt bent, iets bijleren lijkt me nooit een verlies van tijd. Je weet nooit waar en wanneer het van pas komt.

We doen ons best. Succes alvast!

Graag gedaan. Succes!

Graag gedaan. Succes alvast!

Dank je wel. Beetje optimistisch wezen, je weet nooit dat het meevalt. Succes alvast!

@@DenIngenieur Awel meneer, ik ben geslaagd en gerangschikt. Jij bent een engel. Ik wens je zoveel geluk! Je bent altijd welkom bij mij indien je ziek zou zijn :)

Proficiat! En bedankt. Ik hoop dat het nog wel even duurt voor ik van je diensten gebruik maak :-)

Wel, dat is graag gedaan. Succes alvast!

Blij dat je er iets aan gehad hebt. Succes alvast!

Ja, alleen heb je geen parallelschakeling, maar een serieschakeling van twee parallelschakelingen. De weerstanden R1, R2 en R3 staan parallel met elkaar, en dat staat in serie met de parallelschakeling van R4 en R5. Dus de spanning wordt verdeeld over de schakeling (R1, R2 en R3) en de schakeling (R4 en R5). Of met andere woorden, over R1, R2 en R3 staat hetzelfde deel van de spanning (3V) en over R4 en R5 staat het andere deel van de spanning (hier toevallig ook precies 3V). Dat houdt ook in dat de vervangweerstand van R1, R2 en R3 gelijk moet zijn aan die van R4 en R5. En R(1,2,3) staat dus in serie met R(4,5), de respectievelijke totale weerstand van de beide parallelschakelingen.

Blij dat te horen. Ik wens je alvast heel veel succes toe!

Geen idee. Heb je het geprobeerd?

@@DenIngenieur Jazeker! In de kolom van v afhankelijk van A kom ik uit op: II>I>III>IV. En in de kolom van v afhankelijk van B kom ik uit op: IV>III>I>II. Ze staan allebei in de antwoordmogelijkheden... ik vraag me af waarom deze methode fout is. De reden dat ik de vraag stelde is omdat ik jouw methode niet zo goed begrijp dus ik zocht een omweg.

Wel, waarom vraag je mij of 't werkt als je zelf al uitgevonden hebt dat het niet werkt? Wat snap je niet aan mijn uitleg dan? Het lijkt me niet zo moeilijk om te snappen dat als je meer van A dan van B hebt dat de kans dat A en B botsen kleiner is (omdat A vaker met A kan botsen dan met B), dan als je ongeveer gelijke hoeveelheden A en B hebt, want dan is de kans dat A met B botst gewoon ongeveer 1/2. En botsing betekent reactie, en dus vorming van C (of in ieder geval kans op reactie). Dus hoe dichter de verhouding van A op B gelijk is aan 1 (dus hoe meer de concentratie van A gelijk is aan die van B), hoe groter de kans wordt dat je effectief een gunstige botsing hebt, en dus C krijgt.

@@DenIngenieur Het kon best zijn dat ik een fout maakte, daarom dat ik het eens vroeg... Ik snap de redenering maar ik vraag me dan af waarom er gepraat wordt over de orde van de reactie en waarom je de reactiesnelheidsvergelijkingen uitschrijft als je er toch niets mee doet. Of mis ik iets? Bedankt voor uw antwoord.

Als je 't een paar keer geprobeerd hebt en 't komt niet uit kun je er wel vanuitgaan dat 't niet werkt denk ik :-) Wel, ik schrijf het uit omdat ik gemerkt heb dat niet iedereen weet wat dat wil zeggen, die orde van reactie. Bij een reactie van de eerste orde weet je ook dat het 1 op 1 zal zijn die zal reageren. Als de orde 2 zou zijn, wil dat zeggen dat verdubbelen van de concentratie van A de snelheid zal verdubbelen, maar ook de concentratie van B verdubbelen zal hetzelfde effect hebben. De verschillende concentraties beïnvloeden in feite elkaar, dat is niet meer 1 op 1. Terwijl als we zoals hier een reactie van de eerste orde hebben is het veel simpeler, daar zal alleen de concentratie van één van de twee een invloed hebben op de reactiesnelheid, en dat is makkelijker te begrijpen. Het is in feite ook gewoon logisch. Het gaat over de beginsnelheid, en die is grootst als de kans dat de correcte deeltjes botsen het grootst is, dat is dus als er evenveel van beide soorten zijn. Hoe dichter je bij dat ideale geval komt, hoe sneller de beginselheid zal zijn. Maar dat gaat alleen op bij dergelijke eenvoudige reacties. Je hebt bijvoorbeeld geen tussenproducten, je hoeft geen 2 van de ene te hebben en maar 1 van de andere, enzoverder.

Omdat het een rechtslopende golf is. Dus de golf schuift op naar rechts. Aangezien een punt op de snaar alleen maar op en neer kan gaan, en de golf naar rechts schuift, zie je dat het beginpunt van de golf zoals weergegeven in de opgave naar beneden zal moeten gaan, en na 1s zal dit punt dus op het minimun zitten. De golf schuift naar rechts, dus het lijkt alsof ik 1s naar links ga, wat uiteindelijk op hetzelfde neerkomt. Maar dat is de verkeerde redenering die je in de problemen kan brengen. In de y=f(x) grafiek (die we hier hebben, een momentopname van de golf dus), moet je altijd de golf een beetje opschuiven naar recht bij een rechtslopende golf, of naar links bij een linkslopende, om te zien wat een bepaald punt op de snaar zal doen (op of neer gaan, in ons geval dus neer). Misschien kan mijn video over lopende golven wat meer duidelijkheid verschaffen: th-cam.com/video/UbS8Lyg9SJo/w-d-xo.html

Het is gegeven dat de golf rechtslopend is. Je moet goed beseffen dat de y=f(x) grafiek een momentopname is, een foto als je wil van de ganse golf. De y=f(t) grafiek is de positie van een punt op die golf (bijvoorbeeld een stukje van het touw, als het een golf in een touw is). We weten dat het een rechtslopende golf is, en we weten dat we 1/4e golflengte doorlopen hebben na 0.05 s (en niet 1 golflengte zoals je denkt), wat de golflengte is 4 m en we zijn 1 m verder na 0.05 s. Als je nu de y=f(x) grafiek (de linkse), 1/4e golflengte naar rechts opschuift dan zie je dat het punt x=0 zich nu op y=-1 bevindt. Dit komt overeen met de y=f(t) grafiek rechts, waar je ziet dat de waarde voor y gelijk is aan -1 bij x=0.05 bij geval B (bij geval A is 't +1). Waar je dus naar moet kijken is wat gebeurt er met een punt als ik de golf (de y=f(x) grafiek) een beetje opschuif naaar rechts (bij rechtslopende golven) of naar links (bij linkslopende golven). Je kunt misschien eens mijn video over lopende golven bekijken, misschien helpt dat voor een beter begrip: th-cam.com/video/UbS8Lyg9SJo/w-d-xo.html

@@DenIngenieur Dankuwel meneer!

@@brikderidder8230 graag gedaan.

De brandpuntsafstand is een eigenschap van de lens (hangt af van de kromming van het oppervlak van de lens). Dus het maakt niet uit waar je die lens zet, die brandpuntsafstand is altijd hetzelfde. In ons geval dus 10 cm.

@@DenIngenieur Dankuwel!!

Ja, dat is ook min of meer de bedoeling van die videos :-) Succes alvast!

Ik heb geen idee. Er zijn zoveel van die verschillende regels die allemaal 't zelfde doen, een mens ziet door de bomen het bos niet meer. Gebruik de regels waar je 't meest vertrouwd mee bent, dat is zowat het enige advies dat ik je kan geven hier. Je kunt ook eens naar mijn ander antwoord over dezelfde vraag kijken in de commentaren op deze video.

@@DenIngenieur Snap ik 😅, bedankt voor de moeite!

Graag gedaan.

Kun je zelfs zonder rekenmachine doen, je moet alleen de rekenregels van logaritmes kennen. Met name: log(a*b) = log(a)+log(b) log(a^b) = b*log(a) (dat ^ wil zeggen tot de macht) Dus: 10*(log(2*10^4) 10*(log(2) + log(10^4)) 10*(0.3 + 4*log(10)) - de 0.3 voor log(2) haal je uit het formularium dat je krijgt! 10*(0.3 + 4*1) = 10*4.3 = 43

Omdat de warmtecapaciteit (hoofdletter C, in J/K (Joule per Kelvin)) van het bord gegeven is. Daar zit de massa al in verwerkt. Van de erwtjes is de specifieke warmtecapaciteit gegeven (kleine letter c, in J/(kg K)), dat is dus per kg. Voor de erwtjes moet je dus nog met de massa van de erwtjes vermenigvuldigen om de warmtecapaciteit voor die bepaalde hoeveelheid erwtjes te krijgen.

Neen, want de normaalkracht zorgt alleen voor wrijving (het duwt de massa op het vlak), maar aangezien we geen rekening hoeven te houden met de wrijving speelt de normaalkracht dus niet mee.

De kracht naar boven is niet de zwaartekracht, maar de reactiekracht. Actie = reactie zei meneer Newton al indertijd. Als we daar een xy-assenstelsel opplakken, met x horizontaal en y verticaal, dan is de reactiekracht gewoon de y-component van de kracht in het touw, terwijl de x-component de balk naar links zal trekken. Natuurlijk, aan de rechterkant van de balk krijg je iets gelijkaardigs, daar zal de x-component de balk naar rechts trekken, dus in totaal wordt de x-component nul (en dus is er geen horizontale beweging) Als er geen reactiekracht zou zijn, dan valt de balk naar beneden, want dan hebben we enkel de zwaartekracht. Er moet iets zijn dat dit tegengaat, en dat is natuurlijk de kracht in het touw, die je dan kunt ontbinden in een x- en een y-component, waarbij de y-component even groot en tegengesteld moet zijn aan de zwaartekracht (en er dus ook geen verticale beweging is), omdat gans het spel in evenwicht is.

Omdat we lambda proberen te berekenen. We kennen de halveringstijd, dat wil dat dat na 1 keer de halveringstijd we nog de helft radioactief materiaal overhebben, de rest is vervallen. Dus delen door 2.

@@DenIngenieuridd Danku !

@@desistas9048 graag gedaan.

Graag gedaan. Blij dat je er iets aan hebt.